Yearly Archive: 2013

Randgroepjongere in Groningen

Bijdehand waren we op vroege leeftijd
niets was ons te dol
We konden gewoon ons ei niet kwijt
we leefden toch maar voor de lol
Los van God, alles en iedereen
zochten we ons toevlucht in de dope
We leefden ons leven vaak alleen
weinig zaken gaf ons nog hoop
Niemand die ons kon bekeren
voor ons was het al te laat
Wij leefden toen in andere sferen
het waren de donkere sferen van de straat

Eind jaren negentig toen ik terug keek op mijn toenmalige leven schreef ik het bovenstaand gedicht. Het ging over jongeren die opgroeiden aan de zelfkant van de maatschappij.
We zochten elkaar op in jeugdsoosen en bar dancings in de stad Groningen. Samen stortten we ons in het gebruik van heroïne, dat was het begin van een nieuw tijdperk in Groningen.

We werden bestempeld als randgroepjongeren. We waren jongeren die aan de zelfkant van de maatschappij leefden. Randgroepjongeren kwamen vaak uit achterstandswijken/ probleemgezinnen. Ze kwamen uit minderheidsculturen, zoals de Molukkers en Surinamers in die tijd uit Groningen. Ondanks de (sub)cultuurverschillen bleken we toch een overeenkomst te hebben. Wat ons met elkaar verbond of in elkaar aantrok? We stonden aan de zelfkant van de samenleving. We hadden aanpassingsproblemen, waardoor we moeilijk aansluiting vonden met anderen. We waren onstabiel, konden niet meekomen op school, werden gezien als brutaal en onhandelbaar, kortom we waren de schoffies van de straat, die zich destijds niet konden handhaven in Groningen.
We zochten elkaar op in een jeugdsoos achter de A-kerk. Tuin In genaamd, maar ook bar dancing de Blauwe Huzaar in de Hardingedwarsstraat was op zaterdagavond ons domein. We rookten hash en hadden bravoure.
Tot de heroïne zijn opmars begon te maken. Eén voor eén gingen we voor de bijl. We zogen elkaar als het ware mee in het gebruik. Je hoorde er anders niet meer bij. Maar het verzachtte ook de pijn. Ik heb het hier over de middenjaren zeventig van de vorige eeuw. Ik behoorde ook tot deze jongeren.

Jos Oudebos

Opstand Huis van Bewaring Groningen, 1974



Ziet u die man in het midden van het dak, de man die met een dakpan gooit? Die man is onlangs overleden. Helaas, want ik had nog met hem willen bespreken, wat hij op dat dak aan het doen was, bijna 40 jaar geleden. Zijn familie schaamde zich rot voor zijn ge en voor alle publiciteit die deze stunt met zich meebracht. Hij kwam uit een arm, maar netjes arbeidersgezin. Hij was de enige uit het gezin die een leven aanging van verslaving, criminaliteit, en moeilijkheden.

Toen ik hem leerde kennen was hij ongeveer 20jaar ouder dan op deze foto. Ik heb heel lang niet geweten, dat hij bij de opstand betrokken geweest was. Best raar, want ik heb zelf 6 jaar in dit Huis van Bewaring (HvB) gewerkt, ik heb daar veel gehoord over de opstand. Maar niet over wie er precies bij betrokken waren.

Hoe dan ook.

Als ik de kranten van die tijd erop nakijk, was het nogal wat, deze opstand. Hij was ontstaan na een klein meningsverschil tussen een gedetineerde en een bewaarder. Na de kerkdienst, 4 augustus 1974 was op een zondag,zijn er 7 gedetineerden naar de hoogste etage gegaan en hebben de opstand uitgeroepen. Hoe ze precies op het dak gekomen zijn, is niet goed terug te halen uit de kranten; dat was een van de vragen die ik aan mijn client had willen stellen.

Uiteindelijk is binnen brand uitgebroken en brak buiten een onweer los met veel bliksem en regen. Uiteindelijk hebben de opstandelingen zich overgegeven aan de politie en zijn naar verschillende andere HvB’s afgevoerd. In het HvB was voor een miljoen gulden schade aangericht. Dat was ook toen al een enorm bedrag.

De gedetineerden die niet meededen, waren bang geweest. Uit een artikel van het Nieuwsblad van het Noorden, 5-8-1974:

“Ik heb al die tijd zitten trillen, ik scheet gewoon geweerolie van angst. Gelukkig had ik valium bij de hand’ vertelt de Groninger D, die het vanmorgen het HvB verliet. Aan de vooravond van zijn ontslag brak de opstand uit. Zijn eerste gang vandaag was naar de kroeg. ‘Ik moet nog een paar borrels voor de schrik hebben’ vertelt hij.

D. zegt niets met de opstand van doen te hebben gehad. ‘Toen de herrie om ongeveer 3 uur begon, ben ik in mijn cel onmiddellijk op het toilet gaan zitten. Maar de opstandelingen sloegen met 2 klappen de deur van mijn cel open. Ik wilde niet meedoen, want ik zou vandaag vrijkomen. Met 20 anderen, die ook niets met de opstand te maken wilden hebben, liepen we naar het hek. De opstandelingen scholden ons uit voor lafaards. Ook gooiden ze glas naar beneden’ aldus D. “

De mannen op het dak, wat dachten zij? Waren ze ook bang, of zaten ze in een soort overwinningsroes? Kijk hoe de man rechts op de foto staat, als een trotse koning, zijn houding straalt een en al triomf uit. Kijk naar mijn client, die altijd wel in was voor een relletje en wat lol, hoe hij staat te smijten met die dakpannen. Wat had ik zijn verhaal graag nog gehoord. Ik was te laat.

Toen ik hem er naar vroeg, een van de laatste keren dat ik hem opzocht, hij lag in het ziekenhuis, vond hij het leuk dat ik de foto kende en dat ik er wat meer over wilde weten. Hij was erg kortademig en op dat moment konden we niet lang praten. Maar hij vond het leuk om het verhaal op een ander moment te vertellen, en vooral, die foto nog eens te zien.

Als voorafje zei hij, met een nostalgische blik en een wat vermoeide glimlach: “Ach, dat waren kwajongensstreken…”

Juist ja.