Ik drink niet. Nooit gedaan ook. Ja, als tiener wel eens een Safari-jus in de discotheek. En met Oud en Nieuw drink ik op aandringen van vrienden wel eens een half glaasje champagne, maar verder niet. Ik heb daar geen uitgesproken reden voor. Ik vind het gewoon niet lekker. Ik zie ook geen reden m’n best te doen het wel lekker te vinden. Zelden kom ik mensen tegen die ook niet drinken. Mensen die willen weten waarom ík niet drink des te vaker. Soms zeg ik dat ik moslim ben, of ex-alcoholist, of zwanger, maar meestal leg ik het braaf uit. Het wordt bijna altijd vreemd gevonden. Ik heb wel eens een café verlaten omdat ik iedere keer dat ik een spa of thee bestelde, flauwe opmerkingen van de barman kreeg. En tot mijn verbazing is het zelfs op personeelsfeestjes van de verslavingszorg uitgesloten dat er alleen fris wordt geschonken. Niet drinken is een bewuste keuze, wel drinken is de norm.
Met drugs ligt dat anders. Het is niet alleen maatschappelijk minder geaccepteerd, het is zelfs wettelijk verboden. En de verkoop van softdrugs wordt dan wel gedoogd, maar is aan strenge voorwaarden gebonden. Weliswaar is in sommige subculturen drugsgebruik normaal; in het algemeen is het toch de uitzondering. Niemand heeft mij ooit gevraagd: waarom blow jij niet?
Ik probeer me wel eens voor te stellen hoe dat moet zijn voor iemand die met veel moeite zijn alcoholverslaving heeft overwonnen. Steeds word je geconfronteerd met het verslavende middel, vooral in ontspannen en sociale situaties. Situaties waarin je misschien juist even niet op je qui-vive bent. Of wilt zijn. Steeds moet je uitleggen waarom je geen alcohol drinkt. Gewoon een biertje bestellen kan dan een verleidelijke manier zijn om van het gezeik af te zijn. Als je bedenkt dat verslaving een chronische ziekte is, dat je wel kan zijn gestopt met drinken, maar fysiek en mentaal altijd een alcoholist zult blijven, dan is dat wel een heel wrange situatie.