Author: Froukje

Meet you here and on the other side

2015-12-30 17.10.08Ik heb een cliënt die ernstig ziek is. Hij is erfelijk belast en zijn hele leven wordt hij al bepaald door zijn strijd tegen deze ziekte. Het heeft hem alles gekost. Zijn geliefden, zijn werk, zijn geluk.

Als het weer zover is koopt hij, vrijwel vanuit het niets, 4 tot 6 flessen Beerenburg, de laatste tijd ook vaak Schippersbitter. Daarnaast 6 tot 8 flessen biologische witte wijn, en voor de dorst nog wat blikjes bier. Niet de goedkoopste soort trouwens. Hij gaat op zijn witte leren bank liggen, zet een emmer naast zich, zijn grote kristallen asbak op tafel met 4 pakjes shag en nog wat pakjes sigaretten voor als het draaien niet meer gaat, en hij begint te drinken. Er zit als hij meteen aan de Beerenburg begint eigenlijk geen enkele rem op. Drinken zal hij, tot alles op is. Eten lukt hem niet meer. Zijn drinken is levensbedreigend. Binnen een dag of 3 ligt hij in zijn ondergoed op de bank en is de emmer tot de rand toe gevuld met braaksel, urine, restjes drank en peuken. De peuken gooit hij in de emmer omdat hij dan zeker weet dat hij het huis niet in brand zet. Voor wat hij nog aankan op zo’n moment een verantwoordelijke actie.

De rest van het huis ziet er als altijd spic en span uit. Mijn cliënt is in nuchtere staat heel wat schoner in huis dan ik. Hij wast zijn vitrages elke maand en er staat dan nooit een vies kopje op het aanrecht. In nuchtere staat vecht hij zich rot om iedere keer weer terug te komen tot een redelijke kwaliteit van leven. Maar het lukt niet blijvend. De flarden die hij af en toe te pakken krijgt worden weer teniet gedaan door de verliezen die hij heeft geleden in zijn leven. Zijn geliefden, zijn werk, zijn geluk. En zijn zelfrespect maar daar hebben we het nooit over. Dat is te dichtbij.

Als hij drinkt, trekt hij zich terug op zijn drankbank tot hij niet meer kan. Het komt er natuurlijk toe dat hij niet meer zelfstandig op zijn benen kan staan en dus ook niet meer naar het toilet kan. Hij voelt ook niet meer dat hij naar het toilet moet trouwens. Mijn collega’s en ik treffen hem wachtend op een plek op de crisisafdeling van een verslavingskliniek, wat meestal ongeveer een week duurt, dan aan in zijn eigen urine en diarree. Hij schaamt zich dood. We zetten hem ondanks zijn gegeneerd zijn toch maar wel onder de douche en trekken hem schone kleding aan. Hij heeft ons een sleutel gegeven zodat we in elk geval bij hem binnen kunnen komen en hij niet dagen dood op zijn bank hoeft te liggen. Want die kans is levensgroot aanwezig als je alleen maar drinkt en niets meer eet en daarbij ook nog overgeeft. Hij is blij met de veiligheid van onze dagelijkse bezoeken. Als we hem laten blazen, kan het zo zijn dat hij een promillage van meer dan 3.5 heeft. Zulke promillages krijg je als je een krat bier achter elkaar naar binnen werkt. Je bent met dit promillage ongevoelig voor pijnprikkels en pijn in het algemeen, je bent totaal verdoofd. Dat is ook de bedoeling van mijn cliënt.

Het eindigt er meestal mee dat we 112 moeten bellen en dat hij naar het ziekenhuis gebracht wordt. Hij wordt dan weer opgekalefaterd en vindt dan al snel dat hij best weer naar huis kan. Om door te gaan naar de volgende ronde. Hij heeft de laatste maanden een omlooptijd van ongeveer 6 tot 9 weken.

Met de huisarts heb ik oeverloze discussies over een palliatief traject. De huisarts vindt eigenlijk dat we mijn cliënt maar dood moeten laten gaan. Hij doet het toch zelf, hij wil het toch zelf met dat gezuip? Ik zeg tegen de huisarts dat als hij met een palliatief traject bedoeld dat ik de Beerenburg moet komen brengen zodat mijn cliënt zich dood kan drinken, we zo’n traject niet hebben en ook niet willen.

Als hij in het ziekenhuis ligt, ga ik eigenlijk altijd de day after terug naar zijn huis. Ik ruim de ergste ellende op. De flessen naar de glasbak, de bevuilde kleding in de wasmachine, aan het eind van de dag rijd ik nog eens langs en hang ik het op de waslijn. De emmer naar buiten, want het is moeilijk om dat weg te gooien zonder daar heel erg misselijk van te worden. De vieze kussens en dekbedden ook in de wasmachine, de vloer en het toilet een beetje schoon. De vissen schoon water, een vriend bellen dat hij die vissen even op komt halen omdat ik niet dagelijks langs wil komen om ze te voeren.

Zodat de confrontatie iets minder heftig is als hij weer thuis komt. Veel mensen vinden dat best een rare actie van mij en noemen het zelfs onprofessioneel, dat opruimen en zorgen. Want die man die doet dat toch zelf, die rotzooi maken en dat drinken. Onveranderlijk stel ik een vraag terug.

Zou je dit ook tegen mij zeggen als het ging om een patiënt met kanker die door de chemo zo misselijk en beroerd is dat deze troep er het gevolg van was?

Als alcoholisme een chronische, genetisch bepaalde en erfelijk belaste ziekte is, zie ik het verschil namelijk niet zo.

Naschrift: mijn cliënt is kort na nieuwjaarsdag, toen ik hem nog medicatie bracht om de ontwenning op te vangen na zijn zevende heftige terugval in 18 maanden, overleden aan de gevolgen van zijn alcoholmisbruik. Het was 4 januari 2016. Wegens code rood (ijzel) is hij pas op 8 januari in zin huis gevonden. Ik had er verdriet over. En anno 2019 denk ik nog steeds regelmatig aan hem. Ik heb veel van hem geleerd, voornamelijk over de dodelijke macht van een verslaving. Dankjewel @offerklos

Dit lied is op zijn crematie gedraaid. 

Briefjes uit de bemoeizorg (2)

briefjes 2

bron: voordeur in Selwerd

U moet maar van mij aannemen, dat al mijn blogs op de een of andere manier iets met verslaving te maken hebben, ook al haal je het er niet meteen uit. Aan de briefjes die ik regelmatig op deuren en ramen aantref, kun je het niet aflezen.

Dit briefje is best een bijzonder exemplaar. Degene die het schreef, liet weten dat hij er zo aankwam maar nu even iets verder op liep. Hoewel dat niet kan als je een briefje op je deur hangt dat je in de toekomst ieder moment kan arriveren. Ik moest er echt even over nadenken.

Een soort back to the future. Maar toch! Een vooruitziende blik en laten weten dat je er even niet bent, dat maak ik meestal anders mee en dan heet het een no show.

Ik vind dit een topbriefje.

Een spoor van kleding

Mijn cliënten, vaak dak- en thuisloos, kun je als werker vaak makkelijk volgen. Niet alleen omdat bijna iedereen inmiddels over een mobiele telefoon beschikt, maar ook omdat men een spoor van zakken met kleding achterlaat.

Als je op straat staat, is het lastig om een koffer overal mee naar toe te slepen. Zelfs zo’n handig trolleytje is toch een hele sta in de weg als je in de rij staat voor de methadonpost om maar wat te noemen. Dus kleding wordt maar al te vaak ‘even’ gestald in de dagopvang, de gebruiksruimte, de nachtopvang, bij de reclassering, of bij kennissen thuis. Gevolg: het is maar net op welke plek je bent, welke kleding daar nog ligt en die trek je dan aan. Als het tenminste niet helemaal stinkerig en vies is, want het gebeurt ook regelmatig dat vieze kleding maanden in een zak ligt te verpieteren. Bij de reclassering van de Ambulante Verslavingszorg Groningen was op een bepaald moment een kast gebouwd in een spreekkamer, omdat daarmee de puinhoop in de vorm van opgestapelde vuilniszakken met kleding van gedetineerde cliënten wat minder groot leek. Maar na verloop van tijd wilde geen werker daar meer zitten vanwege de eigenaardige geur die in die kamer hing.

Mensen kunnen aangenaam verrast worden als ze ineens weer ergens een tas vinden met verloren gewaande kleding. Maar ze worden ook regelmatig onder druk gezet door een kennis, wat eerder een ‘goede vriend’ was, maar die nu eerst geld wil zien voor de spullen weer bij de rechtmatige eigenaar terecht komen. Dus meestal worden die zakken niet meer opgehaald. Wel word ik erop uit gestuurd, vooral als iemand in detentie zit, en zo kan het dan gebeuren dat ik bij voor mij wildvreemde mensen een klein geldbedrag overhandig en vervolgens in de plastic tassen met vieze kleding zit te graaien om te kijken of er niet toevallig nog vieze spuiten rondslingeren. (Bij overhandiging van de kleding aan het Huis van Bewaring is dat laatste weer heel vervelend).

Het is best een ingewikkeld bestaan. Ik ga zelf elke morgen voor dezelfde kast staan en dan zoek ik iets uit wat bij die dag lijkt te passen. Ik moet er niet aan denken dat ik eerst drie adressen af moet lopen om die ene broek te vinden. Dak- of thuisloos zijn leidt tot een fragmentarisch bestaan. Alles bestaat uit kleine brokjes. Hier ligt wat, daar ligt wat en je raakt constant alles kwijt. Uiteindelijk raakt men werkelijk ontheemd. Dat krijg je namelijk, als je nooit een vaste omgeving met vaste gewoontes hebt, of je aan je eigen spullen kunt hechten.

kleding

kledingopslag nachtopvang Assen

Leven in kleine brokjes maakt het niet makkelijker om je verhaal in een logische volgorde te vertellen. Dat is dan weer lastig voor de hulpverleners. Leven in kleine brokjes maakt het leven adhoc en bedreigend.

Veiligheid is meestal ver te zoeken. Als je zelfs je favoriete broek niet kunt vinden, laat staan hoe het dan gesteld is met de rode draad in je leven….

Huisjes melken

Parkweg, Groningen

Huisjesmelkers; het is eigenlijk bijna een gezellig woord. Maar een huisjesmelker verhuurt kamers of woningen die niet of nauwelijks onderhouden worden tegen een veel te hoge prijs en dat is niet zo gezellig. Het komt regelmatig voor dat een grote voorkamer door een lullig houten schotje in 2 kamers verdeeld wordt. Voilà, ineens kun je twee kamers verhuren voor elk € 250 in plaats van die ene kamer voor slechts € 350!! Kijk maar eens omhoog in studentenwijken of Vogelaarwijken, dan zie je af en toe een raam verdeeld worden door zo’n schotje.

Wat heeft dat met verslaving te maken? Genoeg. Verslaafde mensen zijn over het algemeen niet populair bij de buren. Een eigen plek is noodzakelijk om verder te kunnen. Al is het nog zo klein, je bent op jezelf. Je hoeft niet in een stapelbed in de maatschappelijke opvang of de hele tijd Begeleid te worden tijdens het verblijf in een Woonvoorziening. Anderzijds zijn de omstandigheden in dit soort panden vaak slecht en betalen mijn klanten zich scheel. Huurtoeslag is er meestal niet bij omdat men geen eigen voordeur heeft.

Hoe is dat, wonen in een huisjesmelkershuis? Mijn cliënt Piebe weet er alles van. Hij huurde eerst zo’n halve kamer. Bij de maatschappelijke opvang was hij niet meer welkom want hij had staan roken op een plek waar dat niet mocht dus dat draaide uit op een exitgesprek en daarna de straat. Piebe werd wel gek in de halve kamer, want het schotje was van triplex en zijn Afrikaanse buurman zat 24/7 te bellen met Afrika, je kon alles letterlijk horen. Het was een hok, ik denk van 3 bij anderhalve meter.  Het hok kwam uit op een keukentje en een douche waar 3 mensen gebruik van konden maken. Het leek levensgevaarlijk met loshangende snoeren, een lampje wat vaak niet aanging, en als je de broodrooster aanzette terwijl de waterkoker ook al aan stond klapten de stoppen er meestal uit. Toch was Piebe blij met die plek voor zichzelf. Ik vond het dapper als hij blij zei, dat hij er een leuke kamer van ging maken en hij maar bleef schuiven met zijn bed. Veel meer kon er ook niet in. Het halve kamerhok kostte € 250. De borg was net zoveel. Piebe lag er maanden krom voor via een aflossing via de sociale dienst.

Er braken betere tijden aan; er kwam een kamer vrij, 2 pandjes verderop, van dezelfde eigenaar. Deze kamer had een eigen toilet, douche en keukenblokje en heette daarom meteen een studio. De huur was € 450 en de borg ook, er moest dus nog een aanvulling op de borg van € 200 komen. Piebe regelde dat met de sociale dienst en trok in de kamer. Eindelijk geen Afrikaans gemummel meer als hij wilde slapen. Helaas bleek al snel dat zijn kamer als wachtkamer gebruikt werd voor de louche zaakjes van de verhuurder dus veel privacy was er niet. Er stonden de hele tijd mensen op het raam te kloppen met het verzoek even binnen te mogen wachten.

Piebe beschreef zijn kamer later, aan zijn advocaat, als volgt: ‘De kamer had allerlei gebreken. A: ik kon geen raam openen naar buiten. B: het enige (kleine) raam wat wel open kon, kwam uit op een opslag met brommers, vriezer, voedsel en ui etc. etc. C: Als ik moest koken moest ik het gasstel half van het aanrecht schuiven, dan kon ik de voorste 2 pitten gebruiken, anders vatten de kastjes boven het aanrecht vlam. D: Geen brandalarm en geen brandblusser, er worden nog 2 kamers verhuurd in dat pand. E: er werd mij een ventilator beloofd zodat ik niet met de voordeur open hoefde te slapen, wat soms toch moest in verband met de uitlaatgassen en de benzinelucht uit de opslag. F: ongedierte waar ik wel een val voor kreeg maar nooit iets in ving. Muizen en mieren in bed. G: Schimmels, zwart met witte randen en paddenstoelen in de plee. H: kastjes vielen regelmatig van de muur.’

Toilet en douche na een verherbouwing met dank aan @gemeenteGroningen

Toilet en douche in een huisjesmelker huis; verherbouwing met dank aan @gemeenteGroningen

Toen ik de kamer opruimde, Piebe raakte helaas gedetineerd, kon ik niet anders constateren dan dat er geen woord van gelogen was. De bovenburen vroegen, of ik de deur alstublieft open wilde laten staan als ik weg ging. Want de meterkast met de stoppen zat in de kamer van Piebe en als de stoppen er weer eens uit lagen was het zo lastig dat ze steeds weer naar een sleutel moesten vragen. Ondanks alles zei Piebe over de kamer; ‘ik was toen blij dat ik ergens kon wonen. Als je geen student bent kun je moeilijk wat huren.’ Ook daar is geen woord van gelogen in een stad als Groningen. De sociale woningmarkt staat onder druk, de wachtlijsten zijn lang en als je een belast huurverleden hebt, kom je alleen nog in aanmerking voor een woning met een contract op naam van een instelling als bijvoorbeeld Werkpro of VNN.

Dus dat huisjes melken zie ik voorlopig nog niet verdwijnen nee.

Minsen binn’n gain moezen; een pil tegen verslavings?

IMG_4395

Bron: Joop van Gilsdonk, 2005

Joop van Gilsdonk, inmiddels gepensioneerd verslavingsarts bij de AVG en bij VNN, wist het al jaren; de omgeving speelt een hele grote rol in het onderhouden van een verslaving. Om dat duidelijk uit te leggen, had hij het Muizenverhaal. Op zijn afscheid van de verslavingszorg heeft hij het alle aanwezigen cadeau gedaan.

De strekking van het verhaal: zet twee muizen in een laboratorium en maak ze verslaafd. Verhuis dan één muis naar een ander lab en geef hem  de dosis heroïne waar hij inmiddels aan gewend is. Die muis denkt kennelijk, dat hij hele goede kwaliteit dope binnen krijgt en reageert veel heftiger op zijn dosis dan voorheen, terwijl de muis die nog in de oude omgeving zit niks bijzonders merkt aan de dagelijkse hoeveelheid.

Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar hoe dat kan; dezelfde hoeveelheid drugs die in een andere dan de normale omgeving als veel heftiger beleefd wordt. Daar zijn zelfs mensen aan dood gegaan. Het is een evidence based verhaal, inmiddels.

Een Groninger die jaren clean is en weg uit de stad, kan weer ontwenningsverschijnselen krijgen, letterlijk, bij het weerzien van de Martinitoren in Stad. Of bij het adres Herebinnensingel 35, waar ooit de gebruiksruimte floreerde als warme plek voor dak- en thuisloze overlast gevende harddrugsverslaafden; en waar harddrugs gebruiken eigenlijk een voorwaarde was. Of bij een hartelijk weerzien met mij, hun oude begeleidster, maar ook degene die in de gebruiksruimte de spuiten of de folie aangaf en soms wel eens wat geld leende voor een pakje shag c.q. een pakje van de dealer.

Het is zoals het is. Joop zegt er in zijn boekje over: ‘afkickziek zijn heeft alles te maken met de omgeving waarin men verslaafd is geraakt. En ook de tolerantie – onlosmakelijk verbonden met de afkickziekte – kan niet los gezien worden van de omgeving.’ Dat betekent dus ook, dat motivatie om clean te worden wellicht minder belangrijk is, dan bijvoorbeeld omgevingsfactoren. Dat is een belangrijk verschil als je mensen effectief wilt behandelen voor hun verslaving. Het verhaal van Joop komt uit de tachtiger en negentiger jaren. De jaren van de heroïne epidemie en de nasleep ervan. In de nasleep zijn veel verslaafden minder heroïne gaan gebruiken, ze kregen methadon, maar meer coke en/of alcohol. Verslaving blijft verslaving. Terug in je oude stad, in je oude wijk, bij alles wat ooit associeerde met verslaving; het blijft triggeren en trekken.

Maar er is hoop. Er is een pil ontdekt die eigenlijk bedoeld is om hoge bloeddruk tegen te gaan. Maar hij heeft als wonderlijke en fijne bijwerking, dat de herinnering aan verslaving, gewist lijkt te worden. Vooral bij alcohol- en cocaïne verslaving lijkt de pil werkzaam.

Dat is handig. Want niet herinneren, is niet langer getriggerd worden door al die ouwe memories. En zoals Joop dat ooit al zei, zijn die memories, in je systeem en in je lichaam, het grootste risico op terugval. Dus iemand die wil stoppen, kan voor een korte opname naar de kliniek; vervolgens deze pil, Isradipine, er in en klaar ben je.

Wishfull thinking of werkelijkheid? Wie durft?