Category: eerder verschenen vnn blogt

Moment, ik ben in vergadering!

“Moment, ik ben in vergadering!” riep hij in zijn mobiele telefoon terwijl hij gehaast opstond en naar de gang liep. Ongeveer eens in de zes weken werd er aan het eind van de middag een bezoekersvergadering gehouden in de gebruiksruimte aan de Herebinnensingel 35; ik werkte daar van 2000 tot 2010. We vergaderden met onze bezoekers vanaf  de start van deze voorziening; de bedoeling was dat wij als team bij de les bleven door de bezoekers actief te vragen naar hun mening en ideeën. Daarnaast was het ook een goede gelegenheid voor ons om de bezoekers op de hoogte te houden van ontwikkelingen, zowel binnenshuis als buitenshuis en hen te spreken over zaken die goed of minder goed gingen.

Om het een beetje prettig te houden bestelden we altijd een lading Chinees eten; het was informeel en bovendien kreeg iedereen dan ook weer eens iets warms binnen. Voor ons was het een hele kunst om de te bespreken punten er door heen te jagen, zelf een bordje mee te eten, te notuleren, en liefst wat antwoorden te geven en besluiten te nemen. De spanningsboog was maar kort. Een half uurtje, dan was het wel weer gedaan en werd de vraag, of er na de officiële sluitingstijd van de Herebinnensingel nog even gebruikt mocht worden, weer actueel.

Tijdens zo’n vergadering, waar de gemoederen normaal gesproken wel eens hoog op liepen was iedereen wat stilletjes. De normale punten werden besproken; de sfeer in huis, wordt het pand nu wel of niet verbouwd en waar moeten wij dan heen; dealen in huis is niet toegestaan, en hou eens op met van elkaar te jatten en te schooien. Ik zat druk in mijn schriftje te schrijven want notulen zijn handig voor de volgende keer. Het was namelijk wel zo, dat je gaandeweg iedereen een beetje weg zag zakken. En nog een beetje meer. We hebben wel vergaderingen gehad waar iedereen, echt iedereen, na het eten even in een slaapje viel.  Je begon echt te twijfelen aan je vermogen om mensen blijvend te boeien. De volgende keer vroegen een aantal mensen zich dan verontwaardigd af, wanneer een bepaald besluit genomen was.

‘In de laatste bezoekersvergadering’ ‘Niet! Daar was ik en ik weet van niks!’ ‘Nee maar je sliep.’ ‘Oh. Maar ik wil dat punt wel weer op de agenda want ik ben het niet eens met het besluit.’

bron: persoonlijk archief. Werktelefoon klant.

Vandaar die notulen. Bewijsstukken waren het eigenlijk. Die  keer waren een aantal mensen er nog wel aardig bij; ze deden hun best om punten in te brengen. Maar ze waren niet fanatiek. De andere helft deed even de ogen dicht. Tot er een mobiele telefoon afging. De eigenaar, eigenlijk ook wat soezelig, schoot omhoog, en nam naar mijn idee zeer adequaat op met de woorden: “Moment, ik zit in vergadering!”  Waarna hij gehaast naar de gang liep om zijn gesprek daar voort te zetten.Hij had wel manager kunnen zijn. Ware het niet dat het waarschijnlijk de dealer was die belde.

Het was dezelfde man die mij via een briefje uit de bemoeizorg liet weten dat hij er even niet bij was en excuus voor de overlast.

 

Briefjes uit de bemoeizorg (3)

briefjes 3

La Place, V&D, 2013

Een briefje is een understatement. We hebben het hier eigenlijk wel over een Brief. Ik zat met mijn klant koffie te drinken bij V&D. Toen dat nog kon. Hij vroeg mij om een papiertje en een pen en begon ijverig het blaadje wat ik uit een opschrijfboekje gescheurd had vol te schrijven. Vragen was te moeilijk; schrijven lukte blijkbaar wel.

Maar wat staat hier eigenlijk? Mijn klant schrijft dat hij morgen een afspraak met die eigenaar heeft, waarmee hij een deal heeft voor 800 euro en dan trekt hij het in. Zijnde een aangifte wegens ernstige mishandeling. Het. Dat is jammer, want mijn klant was met een honkbalknuppel in elkaar geslagen omdat hij in een louche Gronings biljartlokaal geweest was waar hij blijkbaar niet gewenst was. Of eigenlijk zijn maat die bij hem was niet, als ik het goed onthouden heb. Mijn klant is met een gebroken arm afgetaaid naar een bankje in de binnenstad en heeft daar de hele nacht gezeten. Geen huis. Geen vrienden. Geen telefoon om alarm te slaan. Het regende ook nog. Het was hartstikke treurig. Maar hij trekt het in voor 800 euro. 800 euro is veel geld als je flink aan de coke bent.

Verder. Dinsdag zal hij mij 100 euro geven, waarschijnlijk is de uitkering dan binnen en wil hij mij eerdere voorschotten terug betalen. Hij heeft al 80 euro gehad, hij houdt zijn boekhouding keurig bij. Maar hij wil dan graag nu wel even 7,50 lenen zodat hij niet zwart hoeft te rijden met de trein naar Assen. Dus als ik die 7,50 niet voorschiet en hij krijgt de zoveelste boete voor zwartrijden is dat eigenlijk aan mij te danken als ik dat goed interpreteer. Want ik krijg immers dinsdag mijn geld alweer terug en zelfs meer dan de 87,50 die hij dan bij mij in de min staat.

Als ik hem die 7,50 leen dan is dat de laatste keer dat hij het vraagt, schrijft hij er nog veelbelovend achteraan. En bij voorbaat bedankt.

Ik vermoed dat ik hem het geld geleend heb, maar ik weet het niet meer zeker. Wat ik wel weet is dat ik al mijn uitstaande leningen uiteindelijk van hem terug gekregen heb. Zo is hij dan ook wel weer.

 

 

Een spoor van kleding

Mijn cliënten, vaak dak- en thuisloos, kun je als werker vaak makkelijk volgen. Niet alleen omdat bijna iedereen inmiddels over een mobiele telefoon beschikt, maar ook omdat men een spoor van zakken met kleding achterlaat.

Als je op straat staat, is het lastig om een koffer overal mee naar toe te slepen. Zelfs zo’n handig trolleytje is toch een hele sta in de weg als je in de rij staat voor de methadonpost om maar wat te noemen. Dus kleding wordt maar al te vaak ‘even’ gestald in de dagopvang, de gebruiksruimte, de nachtopvang, bij de reclassering, of bij kennissen thuis. Gevolg: het is maar net op welke plek je bent, welke kleding daar nog ligt en die trek je dan aan. Als het tenminste niet helemaal stinkerig en vies is, want het gebeurt ook regelmatig dat vieze kleding maanden in een zak ligt te verpieteren. Bij de reclassering van de Ambulante Verslavingszorg Groningen was op een bepaald moment een kast gebouwd in een spreekkamer, omdat daarmee de puinhoop in de vorm van opgestapelde vuilniszakken met kleding van gedetineerde cliënten wat minder groot leek. Maar na verloop van tijd wilde geen werker daar meer zitten vanwege de eigenaardige geur die in die kamer hing.

Mensen kunnen aangenaam verrast worden als ze ineens weer ergens een tas vinden met verloren gewaande kleding. Maar ze worden ook regelmatig onder druk gezet door een kennis, wat eerder een ‘goede vriend’ was, maar die nu eerst geld wil zien voor de spullen weer bij de rechtmatige eigenaar terecht komen. Dus meestal worden die zakken niet meer opgehaald. Wel word ik erop uit gestuurd, vooral als iemand in detentie zit, en zo kan het dan gebeuren dat ik bij voor mij wildvreemde mensen een klein geldbedrag overhandig en vervolgens in de plastic tassen met vieze kleding zit te graaien om te kijken of er niet toevallig nog vieze spuiten rondslingeren. (Bij overhandiging van de kleding aan het Huis van Bewaring is dat laatste weer heel vervelend).

Het is best een ingewikkeld bestaan. Ik ga zelf elke morgen voor dezelfde kast staan en dan zoek ik iets uit wat bij die dag lijkt te passen. Ik moet er niet aan denken dat ik eerst drie adressen af moet lopen om die ene broek te vinden. Dak- of thuisloos zijn leidt tot een fragmentarisch bestaan. Alles bestaat uit kleine brokjes. Hier ligt wat, daar ligt wat en je raakt constant alles kwijt. Uiteindelijk raakt men werkelijk ontheemd. Dat krijg je namelijk, als je nooit een vaste omgeving met vaste gewoontes hebt, of je aan je eigen spullen kunt hechten.

kleding

kledingopslag nachtopvang Assen

Leven in kleine brokjes maakt het niet makkelijker om je verhaal in een logische volgorde te vertellen. Dat is dan weer lastig voor de hulpverleners. Leven in kleine brokjes maakt het leven adhoc en bedreigend.

Veiligheid is meestal ver te zoeken. Als je zelfs je favoriete broek niet kunt vinden, laat staan hoe het dan gesteld is met de rode draad in je leven….

Leuker kunnen we het niet maken, makkelijker ook niet

December 2013.
Ik krijg een seintje van de sociale dienst dat er iets mis is met het postadres van mijn cliënt X. Hij lijkt bij de gemeente Groningen per 30 september 2013 te zijn uitgeschreven. Geen adres, geen recht op uitkering. Ik ga op zoek en bel eerst maar de maatschappelijke opvang, waar het postadres zich bevind. X staat gewoon ingeschreven. Ik bel de gemeente Groningen, afdeling burgerzaken. Inderdaad, X is bij de gemeente wèl uitgeschreven omdat hij niet gereageerd heeft op brieven van de gemeente, over dat postadres. Een deurwaarder deed onderzoek naar zijn adres omdat X een schuld had. Toen er geen reactie kwam, concludeerde de gemeente dat X dan wel geëmigreerd zou zijn en schreef hem uit. Omdat ambtelijke molens langzaam malen, werd die uitschrijving pas eind december 2013 zichtbaar in de systemen. Voordat we duidelijkheid hadden over wat er gaande was, was het half januari 2014.

Ik nam nogmaals contact op met het postadres. Men vertelde dat er twee mensen met de naam X waren, en dat het wel eens mis ging met het verdelen van de post. Het zou goed kunnen dat de post van de gemeente dus echt niet bij mijn X terecht gekomen was.
We moesten een nieuw postadres regelen.
Dat is geen sinecure; het is een heel rondje afwerken. Naar de sociale dienst voor een formulier met stempel. Met dit formulier naar het postadres voor een stempel. Met de 2 stempels naar burgerzaken en de inschrijving regelen. Met de inschrijving terug naar het postadres om een kopie af te geven en het origineel terug  naar de sociale dienst. Met frisse tegenzin begonnen X en ik aan de klus. Omdat mijn agenda vaak druk is duurde het even voor ik een paar uur tijd had om met X op pad te gaan.
Aangekomen bij de burgerzaken, we hadden een afspraak dus waren we lekker snel aan de beurt, strandden we meteen. Het gestempelde formulier was ouder dan 7 dagen en dat is niet toegestaan. We hadden een formulier van 10 dagen oud dus we werden retour afzender gestuurd. Een week later hebben we na een strak gecoördineerd beleid alsnog met een geldig formulier de inschrijving kunnen doen; wel via de afdeling immigratie want X was immers geëmigreerd. Eind goed, al goed zou je denken.

Maar nee. Omdat X pas per februari 2014 weer ingeschreven was bij de gemeente, kon het recht op uitkering vanaf oktober 2013 tot de datum van (her)inschrijving niet vastgesteld worden door de sociale dienst.  Ik moest een brief aan de gemeente schrijven met een verzoek om correctie van de datum van uitschrijving. Ik schreef een uitgebreide brief. De gemeente belde; de correctie zou doorgevoerd worden. Mooi zo.
Wat minder mooi was, was dat de belastingdienst inmiddels ook vernomen had, want dat geeft de gemeente door, dat X vanaf oktober 2013 niet meer over een adres beschikte. Met als gevolg, dat er geen recht meer was op zorgtoeslag.

Ik belde de belastingtelefoon. We schrijven april 2014.
In het systeem van de belastingdienst was zichtbaar, dat er een nieuwe inschrijving gedaan was bij de gemeente Groningen in februari 2014. Wat men niet kon zien, was de correctie die later doorgevoerd was. Ik moest maar even een paar weken wachten, dan zou het wel verwerkt zijn. Dat deed ik.
Intussen begonnen de brieven van de belasting binnen te komen, dat X onterecht zorgtoeslag had ontvangen en dit nu terug moest betalen.
Ik belde een week of 2 later weer naar de belastingtelefoon, en hoera, de correctie was daar nu ook bekend. Maar toen ik digitaal probeerde de zorgtoeslag weer aan te vragen vanaf oktober 2013, kon dat niet omdat het adres onbekend zou zijn. De belastingdienst vertelde, dat ‘dit logisch was omdat het om een postadres, en niet om een woonadres ging’.
Huh? Bijna al mijn geachte cliënten hebben een postadres en wonen nergens, maar krijgen gewoon hun zorgtoeslag.
Men zou het uitzoeken en ik moest erover teruggebeld worden door een andere afdeling. Dat gebeurde een paar dagen later, om half 9 ’s ochtends. Ik had een drukke dag voor de boeg en zat in de auto. De medewerker van de belastingdienst wist mijn vraag te noemen, de volledige naam van X, en de datum waarop ik de vraag gesteld had. Maar ter controle moest ik de geboortedatum noemen en die wist ik niet uit mijn hoofd. Waarop de medewerker mijn vraag niet kon beantwoorden en wanneer kon ze mij terugbellen? Ik zou de rest van de dag niet in de buurt van mijn kantoor zijn, dus ik vroeg of het de dag erna kon. ’s Middags, ik zat met een cliënt in een apotheek, belde dezelfde mevrouw mij terug. Ik had nog steeds de geboortedatum niet paraat natuurlijk, waarop ik de mededeling kreeg dat dit de laatste dag was waarop mijn call beantwoord kon worden. Ik moest de volgende dag maar terugbellen en de vraag opnieuw ‘uitzetten’.

Dat heb ik dan maar gedaan. Ik zou er weer over teruggebeld worden en deze keer had ik de geboortedatum maar prominent genoteerd, dus kreeg ik antwoord. Het bleek dat ik de zorgtoeslag, omdat het om een postadres ging, niet digitaal aan kon vragen en dus moesten er papieren formulieren aangevraagd en teruggestuurd worden.
Ook dat hebben X en ik gedaan. Er gebeurde een tijdje niets. Er kwam geen post, maar ook geen zorgtoeslag binnen. Totdat X met twee dwangbevelen verscheen. De zorgtoeslag van 2013, 3 maanden, en voor 2014, nog eens 3 maanden moesten meteen worden betaald.
Ik ging weer bellen. 2014 bleek vrij snel opgelost, tenminste, dat leek zo. De medewerker van de belastingtelefoon kon zien dat er in juni een nieuwe aanvraag was binnengekomen en 2014 was weer toegekend, dus ik kon dat dwangbevel vergeten. Over 2013 kon hij geen antwoord vinden; ik meldde dat X gewoon recht had op de zorgtoeslag van die 3 maanden, maar dat dit nog niet toegekend was. Omdat er toch een dwangbevel gekomen was, vroeg ik of dat ingetrokken kon worden. Hierover moest ik worden teruggebeld. Zo gezegd zo gedaan; deze keer had men een boodschap ingesproken. Ik had volgens deze medewerker gevraagd naar een betalingsregeling, maar dat hoefde niet meer, want het openstaande bedrag was al verrekend met een bedrag wat X nog kreeg van de belastingdienst.
Dat was vreemd want X krijgt eigenlijk nooit geld terug van de belastingdienst. Ik belde er achteraan omdat ik wilde weten wat er dan precies verrekend was. Ik kreeg een vriendelijke medewerker aan de lijn die mij ongeveer 5 keer in de wacht moest zetten om te kijken wat er nu precies gebeurd was. Het bleek dat het openstaande bedrag van 2013, waar X wel recht op heeft maar wat  nog niet toegekend is, verrekend was met het bedrag wat hij over 2014 alsnog toegekend gekregen had. De kosten van het dwangbevel, 58,– waren ook verrekend. Toen ik meldde dat dit zo natuurlijk niet kon en dat ik overigens ook geen antwoord had gekregen op mijn vraag of het dwangbevel ingetrokken kon worden, was het antwoord, dat dit laatste niet kon, maar dat ik wel, binnen 6 weken na dagtekening, bezwaar aan kan tekenen tegen de kosten van het dwangbevel.
Dan mag ik nu wel opschieten.

Augustus 2014.
(bijna september en een jaar na de onterechte uitschrijving)
De toekenning van de 3 maanden uit 2013 zal nog even op zich laten wachten, omdat ik mijn aanvraag na 1 april 2014 had ingestuurd en dan is het wachten op de definitieve berekening van het voorgaande jaar, die is over een maandje of 3 te verwachten. Het bezwaar tegen de kosten van het dwangbevel is inmiddels de deur uit.

Het is dat het mijn werk is. Maar de doorsnee burger was allang afgehaakt in deze Kafkaëske toestanden. Al was het maar vanwege de vele uren die ik inmiddels in de wacht heb gestaan bij de belastingtelefoon. Dat kost heel veel belminuten.