Category: Drenthe

Zo slaapt een hond nog niet

Het is 2011. We krijgen een OGGZ melding binnen bij het FACT team van VNN. Een tweeling met problemen, waaronder woonoverlast. De buren worden er gek van. Er wordt gegooid met dart pijltjes tegen de muur, ze zuipen, ze hebben lawaaierig bezoek die tassen bier bij zich hebben.
De broers Haverkamp.Teun en Frans.
We gaan er op af. Ik ga met een medewerker van de woningcorporatie naar de woning, waar uiteindelijk na lang bellen open gedaan wordt door een vriendelijk ogende, kleine man met een slecht gebit. Het is Teun. Frans blijft die keer onzichtbaar.
En zo blijkt het vaker gegaan te zijn. Teun is in beeld bij de hulpverlening. Tegen wil en dank, maar toch. Frans is nog nooit in beeld geweest dank zij het ‘windscherm’ wat Teun voor hem opzet. Beiden hebben zich nooit echt laten kennen.
Beiden zitten, tijdens ons eerste huisbezoek, met bevende handen in de broekzakken. Ontwenningsverschijnselen. Toch? Ze dreigen uit de woning gezet te worden, vanwege de overlast. Zodra hij dat hoort zit Teun 24/7 bij het raam om te kijken of de verhuiswagen er al aan komt. Hij is verstandelijk beperkt. Frans zegt na verloop van tijd, als hij mij een beetje kent; ‘ ja, niemand had Teun verwacht. Het was 1974. Ik was er en toen bleek er nog eentje te komen. Hij zat ook nog flink in de knoei.’
Ok. Niet verwacht. Niet gewenst maar wel aanwezig in dit leven. Ouders inmiddels overleden. Hun huis is vies en niet geventileerd. Ze eten niet goed. Frans moet altijd huilen als zijn overleden moeder ter sprake komt. Het moment waarop hij aan de bak moest, maar dat eigenlijk niet kon. We leren de Haverkampjes om ramen tegen over elkaar open te zetten. Maar eigenlijk kan dit zo niet verder.

Het is 2012. We komen al een jaar regelmatig langs en hebben externe ambulante woonbegeleiding ingezet. Maar dat blijkt onvoldoende. Het huis blijft vies, de overlast blijft bestaan. De broers worden links en rechts slachtoffer van boze buren en drinkmaatjes waar ze geen nee tegen durven te zeggen als ze aan de deur staan. De wijkagent treed soms binnen om 2 uur ‘ s nachts ‘omdat er nog licht brandt’ en dat is ook een beetje raar. We organiseren een zorgoverleg waar na enig aandringen, lees bellen want waar blijf je nu, ik ben even boodschappen doen, NU HIER KOMEN!!  de broers ook aanwezig zijn.
Frans is op van de zenuwen van al die mensen. Teun was eerder al gekomen. Ze zitten weer met bevende handjes in de broekzakken. Ontwenning natuurlijk. Toch?
We besluiten dat er toegewerkt moet worden naar begeleid wonen. De broers morren. Dat is heus niet nodig.
Ik meld Teun aan bij Promens Care. Voor Frans, zonder LVG problematiek dus het zal wel verslaving zijn, denken we aan zelfstandig wonen. Hij zal wel een keer blij zijn dat hij niet meer de zorg heeft voor Teun.
Daarmee zaten we totaal verkeerd.

Het is 2013. Promens Care zet een vastbesloten woonbegeleider in. Ze blijft komen en weet de woning te doordringen. We hebben goed overleg en ik vergeet nooit haar bewogen statement over hoe het er boven uitziet bij de Haverkampjes.
Zo slaapt een hond nog niet.

We komen er achter dat de broers niet zonder elkaar kunnen. Frans blijkt paniekaanvallen met hyperventilatie te hebben en Teun haalt  hem daar dan uit. Teun wordt door Frans opgevangen als zijn intellect ontoereikend is. Promens Care heeft de briljante inval, de broers naast elkaar te huisvesten bij een beschermde woonvorm; ieder een eigen flatje, en voor het eerst van hun leven een eigen voordeur, maar met een gedeeld balkon.
We halen het oude huis leeg en verhuizen. Frans loopt erbij als een zombie. Hij praat veel over zijn overleden ouders en de herinneringen die in het huis zijn aan hen. Inmiddels zijn we er wel achter dat zijn bevende handen in de broekzak  meer met een angststoornis, dan met de alcohol te maken hebben… het duurt 4 maanden tot hij weer min of meer aanspreekbaar is.
Ja hij drinkt, maar steeds meer blijkt, dat de alcohol een gevolg is van oude ellende. Dat er sprake is van trauma en angst.
Meer en meer komen de Haverkampjes in beeld. Met hun onmacht en problemen, maar ook met hun charme.
Frans zei me laatst, een beetje trots en luid grinnikend van verlegenheid, ‘Iedereen vindt ons leuk’ . En zo is het ook.
Het is 2014. De mannen wonen, met vallen en opstaan. Ze douchen, ze eten, ze maken schoon, ze doen de deur open als wij er voor staan. We zijn trots op hen. We zijn er nog lang niet maar we kunnen nu samen optrekken, en dat is de winst.
In april worden ze 40 jaar. De één 20 minuten eerder dan de ander. En om hun moed en vasthoudendheid aan het leven te vieren, gaan de vastbesloten woonbegeleider en de even vastbesloten verslavingszorg met hen uit eten.

Wat een mooi moment.

Acht bewoners, zeven honden en een leguaan

Eelde, landgoed de Oosterbroek. In juli 1973 kwam Peter Dijkhuis in dienst van de stichting Nieuw Hoog Hullen. Hij kreeg de leiding over Driehaas, een acroniem van ‘Halfweg Hoog Hullen’. De bewoners (pas veel later zouden ze ‘cliënten’ worden genoemd) hadden er ofwel net hun behandeling afgerond, ofwel wachtten tot ze op Hoog Hullen terecht konden voor hun behandeling. “Je kunt je voorstellen dat die mix van mensen soms de nodige onderlinge spanning met zich meebracht, en dat deed het ook”, zegt Peter.

Hoog Hullen was eind jaren zestig een grotendeels zelfvoorzienend sanatorium voor alcoholisten. “Waar nu het sportveld is, was destijds een grote tuin, waarin de bewoners zelf groenten verbouwden onder leiding van een tuinman,” herinnert Peter zich. Ook hadden ze koeien, die mochten grazen in het weiland van de buurman. Eens per jaar kwam een aardappelboer uit de omgeving de kelders en een bunker bij Hoog Hullen vol laden met een voorraad aardappelen voor het hele jaar. Tussen het werken door volgden de bewoners therapie, die behalve aandacht en onthouding bestond uit rust, reinheid en regelmaat.

 
Maar er was een nieuwe wind gaan waaien in de psychiatrie, die ook Hoog Hullen bereikte. De directeur stond toe dat er meer democratie kwam op Hoog Hullen. Het werd een democratische therapeutische gemeenschap (TG), naar Amerikaans voorbeeld. Elke dag begon met een algemene vergadering met bewoners en stafleden. Omdat democratie ook eigen verantwoordelijkheid impliceert, werd de privacy van de bewoners voortaan gerespecteerd en mochten de stafleden niet meer zomaar de kamers van bewoners betreden. De bewoners wezen uit hun midden een leider aan en als zij onderling besloten dat bewoners een televisie op de kamer mochten hebben, dan gebeurde dat. De tuinman die voorheen de bewoners begeleidde bij het werken in de tuin, zwoegde nu in zijn eentje, terwijl de bewoners op het terras zaten toe te kijken en nadachten over hun therapie.
 
“Therapie was heilig, maar al het andere was bespreekbaar”, vat Peter de mentaliteit van destijds samen.
 
Dit nieuwe model had zo zijn gevolgen. De rol van de stafleden veranderde. Verpleegkundigen hadden niet meer de leiding, maar waren verworden tot een soort bewakers van de mazen in de democratie. Peter zag dat sommige personeelsleden werden geïntimideerd door bewoners. Ook niet alle bewoners hadden baat bij het democratische model van de TG: vaak werd de meest manipuleerbare bewoner als leider gekozen. “Je moet niet onderschatten hoe psychopatisch het gedrag van verslaafde mensen kan zijn”.
 
Twee ontwikkelingen kwamen samen. Begin jaren ’70 raakten veel jongeren verslaafd aan heroïne en speed. Het JAC (Jongeren Advies Centrum) wilde een afkickboerderij beginnen voor verslaafde jongeren. Op Driehaas tekende zich ondertussen een steeds scherper contrast af tussen de (oudere) alcoholverslaafden en de (jongere) drugsverslaafden. Na een zoveelste conflict waren de ‘junkies’ het zat en namen hun intrek in een leegstaande boerderij naast de Driehaas. Zij wilden voortaan vanuit daar het therapeutische programma gaan volgen.
 
De staf en directie van Hoog Hullen durfden het experiment aan. Afgesproken werd dat de nieuwe bewoners de boerderij zelf zouden verbouwen tot een leefbaar pand. Maar de bewoners hadden geen zin en de klusjesman, de tuinman en de schilder die ze zouden helpen, klaarden het karwei met z’n drieën. De bewoners hadden intussen besloten dat huisdieren waren toegestaan en zo kwam het dat de boerderij behalve door de acht verslaafden, werd bewoond door zeven honden en een leguaan.
 
De bewoners gingen onderling relaties aan en het taboe op drugs werd ook niet meer zo streng gehanteerd. “Therapie was nog steeds heilig, maar sommige bewoners moesten eerst iets gebruiken om de therapie aan te kunnen”, zegt Peter.
 
“Er was geen structuur. Op zeker moment zagen stafleden én bewoners in dat er iets moest veranderen”.
 
Men keek met een schuin oog naar Den Haag, waar kort tevoren de Emiliehoeve opgericht. Dit was een therapeutische gemeenschap, maar zonder drugs en mét (meer) structuur. Aan bewoners werden meer eisen gesteld en ze werden door de staf aan hun afspraken gehouden. Dat wilden ze in Eelde ook wel proberen.
 
In 1974 startte de eerste ‘marathongroep’. Het was een zwaar programma, vol met confrontaties (‘encounters’) en (fysieke) beproevingen. Het werd uiteindelijk maar door enkele bewoners afgemaakt. Toch was men het er na afloop over eens dat dit de toekomst van de TG was. Door bewoners en staf werd de naam Breegweestee gekozen, naar een herberg uit Tolkiens In de ban van de ring. Een bewoner ontwierp het logo: een boom, aan de ene kant bladerloos en aan de andere kant vol in blad.
 
In 1975 mochten Peter en een collega naar een internationale ‘proef-TG’ in Beieren. Onder leiding van de Britse en Amerikaanse grondleggers van de drugsvrije TG werden hulpverleners uit de hele wereld geschoold in de methodiek door een maand lang te verblijven in een tijdelijke, speciaal voor dat doeleinde opgerichte TG. De ervaringen die ze daar opdeden, namen ze mee terug naar Eelde.
 
“Door de structuur en de rust die het nieuwe programma bood, kregen de bewoners weer meer behoefte aan diepgaande gesprekken en therapie”, zegt Peter. De boerderij werd verder verbouwd. “Er was in het kader van de therapie van alles te doen in de Breegweestee: schilder- en poëziecursussen, weven, muziek maken… en het mooie was: als de bewoners bezig waren, kon ik zelf even naar huis.” Het intensieve werken op de Breegweestee was hem gaan opbreken. Hij had een jong gezin en kwam veel te weinig thuis. De afgebakende werktijden waren dan ook één van de redenen dat Peter in 1976 op Hoog Hullen ging werken. Daar konden ze zijn ervaringen met de drugsvrije TG gebruiken om een vergelijkbaar model op te zetten. Maar uiteindelijk voelde hij zich niet thuis bij de manier waarop de beginselen van de TG op Hoog Hullen werden toegepast en ging in 1981 weer terug naar de Breegweestee.
 
In datzelfde jaar verhuisde Peter met zijn gezin naar een leegstaand huisje op het terrein op de Oosterbroek. Zo was praktisch geregeld dat Peter dichter bij vrouw en kinderen was en er ‘s nachts altijd een staflid in de buurt was.
 
Peter beschouwt de jaren 1982 tot 1984 als de hoogtijdagen van de Breegweestee; toen maakte zo’n 60% van de bewoners het programma af. De samenwerking met de andere TG’s in het land was een constante factor: er waren gezamenlijke sportdagen en themaweekenden, altijd met een therapeutische opzet.
 
In de jaren die volgden gingen de ontwikkelingen verder. Soms bleken die verbeteringen, soms ook niet. De therapieën werden verder geprofessionaliseerd en de staf ook. Rode draad was dat er steeds ruimte bleef voor experimenten, nieuwe behandelvormen en therapieën. “Achteraf zou ik sommige dingen anders hebben gedaan”, zegt Peter. “Aanvankelijk ontdekten we door schade en schande dat behandelingen die in de reguliere psychiatrie zinvol waren, niet werkten in de verslavingszorg. Wat voor de één bovendien een goede behandeling is, werkt voor de ander helemaal niet.” Ook ziet hij daarin achteraf duidelijk de rol van de hulpverleners: “Terugval hoort bij verslaving. De machteloosheid die dat oproept bij hulpverleners maakt dat zij de neiging hebben een methodiek die ooit voor iemand heeft gewerkt, ook op alle anderen te willen toepassen. Of om cliënten in hokjes te willen plaatsen. Sinds de jaren ’80 is steeds meer wetenschappelijk onderzoek gedaan naar verslaving en zo is ook steeds meer duidelijk geworden over de behandelmethoden die wel en niet werken”.
 
Vanaf 1987 werkte Peter op verschillende plekken in de organisatie. Hij is tot zijn pensionering in 2007 op de Oosterbroek blijven wonen. Nu geniet hij in een Groningse woonwijk van zijn pensioen. “In mijn laatste jaren in de verslavingszorg zag ik de zakelijkheid terugkomen die we in de jaren ’70 probeerden te doorbreken. Vroeger was hulpverlenen een totaalpakket waarin je alles deed wat er voor een cliënt moest gebeuren. Nu moet je ieder extra telefoontje dat je pleegt, verantwoorden”. Peter heeft zijn eigen visie op verslavingszorg: “Clean worden kan in 4 weken. Maar de begeleiding achteraf moet intensief en langdurig zijn. En terugval: dat hoort er meestal bij. Daar moet je van tevoren al afspraken over maken.”

De BreegWeestee (3)

De BWS ging me steeds meer tegen staan. Ik was er ongeveer zes maanden en had het wel gezien. Ik stond regelmatig op het punt om weg te gaan, maar liet me ompraten om toch te blijven. Ik wilde dat bord niet dragen en daar bleef ik bij. Geen schijn van kans zei ik, dat ik dat ding om mijn nek doe.
Ik maakte er de kerst en het nieuwe jaar mee. En in februari vierde ik mijn achttiende verjaardag. Toen zat ik er acht maanden. De laatste maanden waren me zwaar gevallen. Niet vanwege het programma, want dat kende ik wel en ik was er aan gewend geraakt. Ik werd onrustig, ik had het gevoel niets meer te kunnen halen. Nu ben ik niet van alleen halen, ik geef ook veel, maar ik wou niet meer, ik was er klaar mee.
Ik was bevriend geraakt met een Molukse jongen die er ook zat. Ook hij zag het niet meer zitten. Dan weet je wel hoe dat dan gaat, je brengt elkaar het hoofd op hol.
Een paar maanden eerder was de gangmaker van toen er met de kluis met achtduizend gulden vandoor gegaan. Hij was verantwoordelijk voor de boodschappen en had de sleutel van de kluis. Daar werden onze paspoorten en persoonlijke spullen ook in bewaard. Alles had hij meegenomen. Een paar weken later was hij terug. Hij kreeg een lange werkstraf met een leerervaring, die bestond uit een geld ketting van papier.
Waarom vertel ik dit? Het stoorde me. Je hebt een verantwoordelijke job en je gaat er vandoor met de kluis waarvan de commune afhankelijk is. Het waren ook mijn spullen, mijn paspoort, dus dat maakte het persoonlijk.
Op een morgen ergens eind februari zei ik, ik ga weg. Ik wil mijn spullen en ik ga weg. Die spullen werden dus een probleem, want die konden ze mij niet geven, die waren immers gestolen en ze hadden nog niet geregeld dat er een nieuw paspoort was. Dat was balen. Ook de Molukse jongen liep die ochtend weg en ik dacht nu ga ik ook.
 
Ik zocht een aanleiding en hij gaf me die. Dat was niet eerlijk natuurlijk, maar op dat moment maakte het mij niet uit dat ik hem als excuus opvoerde. Mijn besluit stond vast. Ik ging en liep vervolgens naar Groningen met de spullen die ik wel had. In Groningen aangekomen dacht ik voorlopig gewoon naar mijn moeder te kunnen. Die gaf niet thuis, je zoekt het zelf maar uit. Een aantal van mijn vrienden zaten in een kraakpand in de Boteringestraat de bank genaamd. Daar kon ik terecht.
Maar ik had natuurlijk ook nog te maken met de officier van justitie die mij min of meer, in mijn toenmalige ogen, gedwongen had naar de BWS te gaan. Uiteindelijk moest ik bij hem op het matje komen. Hij was uiterst tevreden met mijn verblijf in de BWS geweest. Acht maanden had ik het er volgehouden, dat had hij niet verwacht, zei hij.  Ik kreeg nog een jaar voorwaardelijk opgelegd en ik kon gaan.
Hij kon niet weten dat het mij destijds niet had geholpen. Ik wist nog niet te rijmen wat ik er nu daadwerkelijk van opgestoken had. Ik was nog geen twee dagen in Groningen en trok al weer op met mijn makers en zat alweer in het gebruik. Ik zat vol met weerstanden die ik er tijdens mijn verblijf in de BWS niet uit kon krijgen, en dan heeft een behandeling geen zin.

De BreegWeeStee (2)

De commune wordt, nog steeds, gevormd door de bewoners. Als er een nieuwe bewoner bijkomt wordt de gehele commune bijeen geroepen. Je wordt dan voorgesteld door je oudere broer of zus en andersom begroet de commune jou en verwelkomt je in hun midden. De woonkamer is de centrale ruimte waar iedereen bijeen komt als er een nieuweling komt of als er andere belangrijke zaken te bespreken zijn. Calamiteiten bijvoorbeeld. Het komt geregeld voor dat iemand weg wil. Hij of zij trekt het niet meer. Of als er iets anders aan de hand is, dat niet zomaar buiten de commune om kan worden opgelost.

Terwijl ik werd voorgesteld en begroet keek ik eens om me heen. Ik zag mensen in overall zitten en ik zag mensen in hun eigen kleding. Ook zag ik mensen met rare dingen of borden om hun nek en aan hun kleding hangen.
Dat waren leerervaringen pikte ik op. Met een leerervaring werd iemand dagelijks geconfronteerd met zijn/haar eigen gedrag of houding. De borden waren soms erg groot en hingen als een juk om je nek zo zwaar. Hoe groter de leerervaring des te hardnekkiger het gedrag of houding was van de persoon die de leerervaring droeg. Op het bord stond dan een tekst geschreven of een creatieve uiting voor de persoon die het droeg. Hij of zij moest aan de hand van zijn leerervaring iets gaan doen met de aanwijzing. Hij/zij kan hierop voortdurend worden aangesproken door de andere bewoners.

Buiten dat ik een oudere broer had gekregen, Nico, een aardige vent trouwens, werd ik ingedeeld in één van de projecten. Het huishoudproject. Er waren verschillende projecten waarin je terecht kon komen. De administratie, een tuinproject, het houtbewerkingsproject, het keukenproject en het huishoudproject. De hiërarchie zat hem in de functies die mensen bekleedden. Zo was en is er nog steeds de gangmaker. Deze stuurt iedereen aan. Dan heb je de projectleiders en de assistent projectleiders en als laatste de werkers. De staf hield zich zoveel mogelijk afzijdig, zodat de commune werd gerund door de bewoners zelf. Alles werd zoveel mogelijk afgestemd op het leven buiten, waar je ook te maken hebt met een baas en projectleiders en alles wat daaraan verbonden is. Op die manier leerde je omgaan met het krijgen van een opdracht of als je moest leren opdrachten te geven, het geven daarvan.

Het leven in een commune leverde irritaties op, je kunt het ten slotte niet met iedereen vinden. Maar je kon mensen aanspreken op hun gedrag, dit deed je niet zomaar, dat deed je in een encounter. Daarvoor moest je briefjes in de box doen en drie keer in de week kreeg je de mogelijkheid die persoon te confronteren in een encounter. Dat vergde geduld en beheersing. Buiten ben je gewend dat je onmiddellijk reageert, verbaal of zelfs fysiek.  Maar hier moest je leren je frustratie ten opzichte van de ander in bedwang te houden en weer op te roepen tijdens de encounter. Dat leverde mooie momenten op. Je ging flink tegen elkaar tekeer en uiteindelijk moet je er met elkaar uitkomen.

Daarbij was de BWS een therapeutische kliniek in die jaren. Mensen die verslaafd zijn zitten vast in hun eigen patronen. Om die te doorbreken werden er therapieën ingezet. Dat waren in die tijd meditaties die door Bhagwan Sri Rjaneesh waren bedacht. Hij was de toenmalige goeroe van de Bhagwan beweging in India die rondliepen in oranje kledij. Die meditaties verschilden van bijvoorbeeld een Zen meditatie tot een Who meditatie, waarin je lichamelijk afgemat werd. Hiermee probeerden ze de gevoelens die je normaal niet kon uiten toch naar boven te krijgen. De meditatie verschilde in de duur ervan. Sommige meditaties duurden een paar uur, maar ze konden ook zo maar drie dagen achtereen plaatsvinden.

De eerste paar weken van mijn verblijf op de BWS verliepen redelijk. Ik raakte gewend aan al die voor mij rare dingen. Ondanks mijn 17 jaar, vertoonde ik volwassen gedrag. Daarnaast had ik een negatief zelfbeeld ontwikkeld. Daar moest dus iets aan veranderd worden. Naar vier of vijf weken kreeg ik ook mijn eerste leerervaring.
Om mijn negatief zelfbeeld te veranderen kreeg ik de leerervaring ik ben Jos en ik ben oké’. Over elke drempel dat ik kwam moest ik roepen ik ben Jos en ik ben oké’. In het begin vond ik het natuurlijk maar niets, maar ik wende ook hieraan en maakte er een spelletje van, door dit zo hard mogelijk te schreeuwen.

Na twee maanden kreeg ik mijn kleren terug. Ik was blij, want ik was geen groentje meer, al was ik er nog lang niet. Ook kreeg ik een nieuwe functie op de administratie, iets wat ik geweldig vond. Ik leerde typen en verslagen maken. Ik vond dat werk zo leuk dat ik tot midden in de nacht nog aan het typen was.

Maar de dag was ook gekomen dat ik me moest gedragen als een adolescent. Ik was nog niet volwassen en had natuurlijk mijn pubertijd niet optimaal doorleefd. Daar moest wat aan gebeuren. Ik moest me ernaar gaan gedragen. Dat was niet tegen dovemans oren gezegd. Ik zette vanaf dat moment de boel op zijn kop. Maar natuurlijk op een foute manier. Ik was grenzeloos en de grappen en grollen waren niet altijd even leuk. Dus de boodschap kwam niet over.
Ik kwam door mijn acties in de wasteil terecht. Een strafmaatregel. Die je kwam te staan op, als eerste op moeten staan, de tafels dekken en afruimen. Afwassen en wcs schoonmaken. Dat lijkt niet veel voor te stellen, maar als je om zes uur uit je bed moet en er pas laat weer in komt valt dat tegen, daarbij moeten al die huishoudelijke klusjes op tijd afgeleverd worden. En daar bedoel ik mee dat je slechts een aantal minuten krijgt om een afwas van dertig personen klaar te hebben. Het is dus een beetje beulen. Nu kan je daar mee spelen, maar toch. Dat vroege opstaan was het probleem ook niet, want dat deed je toch al om half zeven. Om kwart voor zeven stond je een kwartier achter het huis te springen als ochtend gymnastiek. Daarna ging je snel douchen en dan ontbijten. Je bed moest wel goed opgemaakt zijn, glad gestreken lakens en dekens. Net als in militaire dienst zal ik maar zeggen, hoewel ik daar niet heb ingezeten. Daarna volgde de arbeid.

Na een maand of vier toen ik mijn privileges had ontvangen had ik nog steeds niet geleerd om me als een puber te gedragen. Ik vond het ook niet nodig, ik ben wie ik ben, zei ik. Ik was nu eenmaal vroeg volwassen door het leven wat ik van huis al had gehad. Daar werd geen genoegen mee genomen. Ik moest ook maar een bord om mijn nek. Eén van een meter bij een meter. Met de tekst puber en wat dan nog.

Ik weigerde om het bord te dragen. Ik voelde mij niet aangesproken en had geen zin om met een dergelijk ding om mijn nek te lopen. Ik kon er niet onderuit zeiden ze. Ja, dan zit er niets anders op dan……afscheid van elkaar te nemen, zei ik. Dan ga ik weg. Maar dat werd ook niet geaccepteerd. Het werd wederom de wasteil waar ik in terecht kwam, wegens het weigeren van een opdracht zal ik maar zeggen.


(wordt vervolgd)

Bajeskampen

Bij deze term denkt u waarschijnlijk aan een gevangenis. Het heeft er inderdaad mee te maken, maar het is het beslist niet.

Zo’n 10 jaar lang zijn er weken georganiseerd met en voor mensen met veel detentie-ervaring, met weinig sociale contacten en weinig mogelijkheden er eens een paar dagen leuk uit te zijn. Dit is begonnen met een kampeer week in Glimmen in 1976.

Deze eerste kampeer week is een initiatief van de Bond Wets Overtreders (BWO), zo blijkt uit het opgemaakte verslag, en is gehouden van 23 t/m 28 augustus in de grote tuin van woongemeenschap de Kooijkamp in Glimmen. Mensen van de Kooijkamp en van de BWO werden door gevangenispredikant Wichert Hoekert bij elkaar gebracht om dit kamp te organiseren. De week bestaat uit werken en ontspannen. Als dank voor de gastvrijheid van de woongemeenschap wordt een waterleiding gegraven in hun tuin. We gaan zwemmen, zeilen, roeien, fietsen, houden kampvuren, praten met gasten en sluiten af met een evaluatie. Het is ook echt een kamp van de BWO: op 26 augustus zitten we allemaal
‘s middags om 5 uur voor de TV om te kijken naar het proces tegen Prins Bernhard over Lockheed. In de meningswisseling na afloop wordt het idee geopperd hem uit te nodigen lid te worden van de BWO.

Opmerkelijk is dat de voorbereidingsgroep besluit in principe geen harddrugverslaafden toe te laten, omdat ze zich onvoldoende deskundig acht eventueel daaruit voortkomende problematiek op te vangen. Dit besluit wordt niet strikt uitgevoerd en ik zie nog de beelden voor me van een afkickende verslaafde die kotsend in de brandende zon dapper door gaat met zijn graafwerkzaamheden. Ik heb hiervoor nog steeds diep respect!

We wisten toen nog niet dat we begonnen waren aan iets dat zo’n 10 jaar zou door gaan.

Heel opvallend is de opkomst van de harddrugproblematiek. Enkele alcoholisten keken in deze eerste kamp week erg neer op de paar aanwezige harddrugverslaafden. Tijdens het tweede bajeskamp was een deel van hen zelf harddrugverslaafde geworden en hadden we het bajeskamp wel kunnen afgelasten als we als regel hadden gesteld dat harddrug-verslaafden niet mee zouden kunnen.

In dit tweede bajeskamp is er een optreden van het Groningse vormingstheater “Werk in uitvoering”  onder leiding van Jos Thie met stukjes uit hun nieuwste productie “Jatwerk”.

Tot en met 1979 wordt het bajeskamp jaarlijks in Glimmen gehouden. Daarna verhuist het kamp naar het terrein van een andere relatie van Wichert Hoekert in het Drentse Aalden. Ook dat is weer een paradijselijk plekje. Het programma verandert en de samenstelling van de deelnemers eveneens.

Uit het verslag van 1980:
“Het laatste jaar legde de voorbereidingsgroep zich er rekenschap van af, dat in de nederlandse gevangenissen verhoudingsgewijs veel mensen zitten, die niet blank zijn. Op zich zegt dat nogal wat over ‘ons’ sociale- en rechtssysteem Op dit punt is veel te ondernemen. We wilden ons echter konsentreren op de meer dagelijkse ervaring van dubbele discriminatie (op grond van huidskleur/ras en op grond van het feit dat je gezeten hebt). “

Er komen ook Molukse en Surinaamse deelnemers en er zijn optredens van Molukse en Surinaamse bands en koren. Het verslag eindigt met de heroïsche fietstocht er naar toe: “Toelichting: Onder geestdriftige leiding van Wichtert Hoekert werd 25 kilometer omgereden door de fietsers terwijl het goot van de regen.”  En, met een keurig financieel overzicht. Er is door giften en bijdrages van de deelnemers ruim 6.000 gulden opgehaald en er blijft bijna 2500 gulden over.

Daarna heb ik in mijn archief nog de uitnodiging voor het 10debajeskamp in 1984. Eén van de ondertekenaars van de uitnodiging is Wichert Hoekert, die als enige alle kampen mede heeft georganiseerd.

Zou er na 1984 nog een bajeskamp zijn geweest? Jammer toch dat zo iets er nu niet meer is.