Category: 70-er jaren

De BreegWeestee (3)

De BWS ging me steeds meer tegen staan. Ik was er ongeveer zes maanden en had het wel gezien. Ik stond regelmatig op het punt om weg te gaan, maar liet me ompraten om toch te blijven. Ik wilde dat bord niet dragen en daar bleef ik bij. Geen schijn van kans zei ik, dat ik dat ding om mijn nek doe.
Ik maakte er de kerst en het nieuwe jaar mee. En in februari vierde ik mijn achttiende verjaardag. Toen zat ik er acht maanden. De laatste maanden waren me zwaar gevallen. Niet vanwege het programma, want dat kende ik wel en ik was er aan gewend geraakt. Ik werd onrustig, ik had het gevoel niets meer te kunnen halen. Nu ben ik niet van alleen halen, ik geef ook veel, maar ik wou niet meer, ik was er klaar mee.
Ik was bevriend geraakt met een Molukse jongen die er ook zat. Ook hij zag het niet meer zitten. Dan weet je wel hoe dat dan gaat, je brengt elkaar het hoofd op hol.
Een paar maanden eerder was de gangmaker van toen er met de kluis met achtduizend gulden vandoor gegaan. Hij was verantwoordelijk voor de boodschappen en had de sleutel van de kluis. Daar werden onze paspoorten en persoonlijke spullen ook in bewaard. Alles had hij meegenomen. Een paar weken later was hij terug. Hij kreeg een lange werkstraf met een leerervaring, die bestond uit een geld ketting van papier.
Waarom vertel ik dit? Het stoorde me. Je hebt een verantwoordelijke job en je gaat er vandoor met de kluis waarvan de commune afhankelijk is. Het waren ook mijn spullen, mijn paspoort, dus dat maakte het persoonlijk.
Op een morgen ergens eind februari zei ik, ik ga weg. Ik wil mijn spullen en ik ga weg. Die spullen werden dus een probleem, want die konden ze mij niet geven, die waren immers gestolen en ze hadden nog niet geregeld dat er een nieuw paspoort was. Dat was balen. Ook de Molukse jongen liep die ochtend weg en ik dacht nu ga ik ook.
 
Ik zocht een aanleiding en hij gaf me die. Dat was niet eerlijk natuurlijk, maar op dat moment maakte het mij niet uit dat ik hem als excuus opvoerde. Mijn besluit stond vast. Ik ging en liep vervolgens naar Groningen met de spullen die ik wel had. In Groningen aangekomen dacht ik voorlopig gewoon naar mijn moeder te kunnen. Die gaf niet thuis, je zoekt het zelf maar uit. Een aantal van mijn vrienden zaten in een kraakpand in de Boteringestraat de bank genaamd. Daar kon ik terecht.
Maar ik had natuurlijk ook nog te maken met de officier van justitie die mij min of meer, in mijn toenmalige ogen, gedwongen had naar de BWS te gaan. Uiteindelijk moest ik bij hem op het matje komen. Hij was uiterst tevreden met mijn verblijf in de BWS geweest. Acht maanden had ik het er volgehouden, dat had hij niet verwacht, zei hij.  Ik kreeg nog een jaar voorwaardelijk opgelegd en ik kon gaan.
Hij kon niet weten dat het mij destijds niet had geholpen. Ik wist nog niet te rijmen wat ik er nu daadwerkelijk van opgestoken had. Ik was nog geen twee dagen in Groningen en trok al weer op met mijn makers en zat alweer in het gebruik. Ik zat vol met weerstanden die ik er tijdens mijn verblijf in de BWS niet uit kon krijgen, en dan heeft een behandeling geen zin.

Het Kric (1977)

Leeuwarden, diep in de 70-er jaren. Een groep langharige jongeren dwingt de gemeente een plek af. Een plek voor jongeren, waar vooral veel muziek gemaakt zal worden. In de Schoolstraat in Leeuwarden, achter de Harmonie, opent jongerencentrum Hippopotames in 1975 haar deuren. Hippo in de volksmond. Al snel bleek dat veel jongeren aan de drugs waren en hierdoor in crisis geraakten. Ze konden dan nergens heen, want de ‘gevestigde instellingen’ waren niet erg populair bij jongeren. Of niet goed toegankelijk.

Men wilde een laagdrempelig crisiscentrum, liefst 24 uur bereikbaar, vooral voor jongeren met drugsproblemen. Er werd contact gezocht met de Agogische Academie Friesland (A.A.F), de sociale academie, die tot ver in de tachtiger jaren bleef bestaan en lange tijd een supersoft geitenwollen sokken imago had.

En ja hoor, de A.A.F kwam over de de brug. Of liever gezegd, de studenten.
In de Leeuwarder Courant van 26 februari 1977 werd de oprichting van het Kric gemeld. Het Krisis- en informatiecentrum, waar velen het vak geleerd hebben, zo ook ik. Maar dat  was later. In 1977 stonden Fred Snijders en Foeke van der Woude in de krant, met foto,en legden uit dat het Kric voorlopig beperkt open zou zijn, met vrijwilligers, wiens belangrijkste taak was het opvangen en doorverwijzen naar andere instanties.Om de bereikbaarheid toch redelijk te laten zijn, werd de etage boven de huiskamer van het Kric verhuurd aan een vrijwilliger die daar woonde en in noodgevallen wist wie hij kon bereiken. Subsidie werd niet aangevraagd. Je mocht eens afhankelijk worden van de eisen van de subsidieverstrekker.

Er kon niet overnacht worden bij het Kric. Wel kon iedereen langskomen in de huiskamer, ‘ook als men niet geflipt was’.

Na 4 maanden berichtte de Leeuwarder Courant, dat er meer vrijwilligers nodig waren. Er waren toen al 60 tot 70 ‘jeugdige bezoekers’  langs geweest op de momenten dat het Kric open was: de hele donderdag en zondag van 12 tot 21 uur. Fred Snijders is ook hier aan het woord en meldt onder anderen, dat het Kric aan straathoekwerk zal gaan doen om actief jongeren te bereiken. Grappig detail is, dat één van de latere voortrekkers van het Straathoekwerk op de Weaze, socioloog Eddie de Jong, toen al in het bestuur van het Kric zat. Leeuwarden was klein in die jaren en de scene al helemaal. Jongeren en drugsgebruik was in de scene bijna synoniem. Fred en Foeke heb ik, in 2013, gegoogeld. Helaas zonder resultaat.

De krant verhaalt, hoe het gekomen is dat er in 1979 wel overnacht kon worden in het Kric. Hippo had vanaf 1976 een zogenaamde Sleep In, voor rondtrekkende jongeren in Europa. Dat was in de 70-er jaren heel hip om te doen. Het waren immers ook de tijden van de Magic Bus; voor een prikje zat je in een ander land.
In 1979 had het Kric blijkbaar haar ruimte aangeboden om de Sleep In te huisvesten. Was het zo dat ze, wellicht na een verbouwing door Hippo, de slaapzalen na het seizoen in hoopten te pikken voor crisisbedden? En waar vingen ze hun klanten op als hun huiskamer vol bedden stond?

Bron: Leeuwarder Courant 30-06-1979

Helaas, op 1 december 1979 slecht nieuws; het Kric moest uit haar pand aan de Schoolstraat, omdat Hippo die ruimte zelf wilde gaan gebruiken. In de krant wordt nu gesproken over de (in latere jaren nog steeds gebruikte) horizontale structuur van besturen binnen het Kric. Iedereen had even veel te zeggen. Resultaat was, dat de buitenwereld niet altijd wist wie aan te spreken was en dat was dan weer lastig voor onderhandelingen met de gemeente over subsidie. Die er in 1979 nog steeds niet was.
De leden, toen 30 in getal, betaalden contributie aan de vereniging Kric. Telefoontjes, koffie en thee werden ook door de leden zelf betaald. Dat kon toen nog. Idealisme en strijdbaarheid vierden nog hoogtij. Ook in de doelstelling van het Kric; er werd niet meer gesproken over het opvangen van jongeren, maar over ‘ hulp te verlenen aan hen die niet terecht willen of kunnen bij bestaande en erkende hulpverleningsorganisaties’.                                                                                                            
Er waren 7 vrijwillige hulpverleners aanwezig die ‘telefonies altijd bereikbaar waren’ en geen loze taal spraken als ze het hadden over het benaderen van hulpvragers als mensen, en een thuisidee te willen geven.

Ruerd Swierstra en Johan van Oyen, hulpverleners van het Kric en woningdelend in Leeuwarden, hadden zelf een probleemgeval in huis genomen. Hulpverleners overnachtten ook wel eens in het pand aan de Schoolstraat om een klant die het nodig had, bij te kunnen staan.
Misschien had Hippo dus inderdaad wat stapelbedden laten staan.

Oh 70-er jaren. Toen het nog niet ging over productie, over of een voorziening bedrijfsmatig uit kon, en het niet raar was als je een mens met problemen mee naar huis nam. En dat die klant dan ook niet op de gedachte kwam, je aan te klagen vanwege machtsmisbruik of iets dergelijks. Er waren toen trouwens ook helemaal geen loketten of procedures waar je die klachten kwijt kon volgens mij. Ik denk dat dat soort klachten domweg nog niet bestonden.
Wat een wereld van verschil met 2013.

Maar goed, ze moesten eruit per 1 januari 1980.
Pas in 1981 verhuisde het Kric naar een pand aan de Uniabuurt, waar ik 3 jaar later zou komen werken. Maar dat wist ik nog niet in 1981.

(Wordt vervolgd)

De BreegWeeStee (2)

De commune wordt, nog steeds, gevormd door de bewoners. Als er een nieuwe bewoner bijkomt wordt de gehele commune bijeen geroepen. Je wordt dan voorgesteld door je oudere broer of zus en andersom begroet de commune jou en verwelkomt je in hun midden. De woonkamer is de centrale ruimte waar iedereen bijeen komt als er een nieuweling komt of als er andere belangrijke zaken te bespreken zijn. Calamiteiten bijvoorbeeld. Het komt geregeld voor dat iemand weg wil. Hij of zij trekt het niet meer. Of als er iets anders aan de hand is, dat niet zomaar buiten de commune om kan worden opgelost.

Terwijl ik werd voorgesteld en begroet keek ik eens om me heen. Ik zag mensen in overall zitten en ik zag mensen in hun eigen kleding. Ook zag ik mensen met rare dingen of borden om hun nek en aan hun kleding hangen.
Dat waren leerervaringen pikte ik op. Met een leerervaring werd iemand dagelijks geconfronteerd met zijn/haar eigen gedrag of houding. De borden waren soms erg groot en hingen als een juk om je nek zo zwaar. Hoe groter de leerervaring des te hardnekkiger het gedrag of houding was van de persoon die de leerervaring droeg. Op het bord stond dan een tekst geschreven of een creatieve uiting voor de persoon die het droeg. Hij of zij moest aan de hand van zijn leerervaring iets gaan doen met de aanwijzing. Hij/zij kan hierop voortdurend worden aangesproken door de andere bewoners.

Buiten dat ik een oudere broer had gekregen, Nico, een aardige vent trouwens, werd ik ingedeeld in één van de projecten. Het huishoudproject. Er waren verschillende projecten waarin je terecht kon komen. De administratie, een tuinproject, het houtbewerkingsproject, het keukenproject en het huishoudproject. De hiërarchie zat hem in de functies die mensen bekleedden. Zo was en is er nog steeds de gangmaker. Deze stuurt iedereen aan. Dan heb je de projectleiders en de assistent projectleiders en als laatste de werkers. De staf hield zich zoveel mogelijk afzijdig, zodat de commune werd gerund door de bewoners zelf. Alles werd zoveel mogelijk afgestemd op het leven buiten, waar je ook te maken hebt met een baas en projectleiders en alles wat daaraan verbonden is. Op die manier leerde je omgaan met het krijgen van een opdracht of als je moest leren opdrachten te geven, het geven daarvan.

Het leven in een commune leverde irritaties op, je kunt het ten slotte niet met iedereen vinden. Maar je kon mensen aanspreken op hun gedrag, dit deed je niet zomaar, dat deed je in een encounter. Daarvoor moest je briefjes in de box doen en drie keer in de week kreeg je de mogelijkheid die persoon te confronteren in een encounter. Dat vergde geduld en beheersing. Buiten ben je gewend dat je onmiddellijk reageert, verbaal of zelfs fysiek.  Maar hier moest je leren je frustratie ten opzichte van de ander in bedwang te houden en weer op te roepen tijdens de encounter. Dat leverde mooie momenten op. Je ging flink tegen elkaar tekeer en uiteindelijk moet je er met elkaar uitkomen.

Daarbij was de BWS een therapeutische kliniek in die jaren. Mensen die verslaafd zijn zitten vast in hun eigen patronen. Om die te doorbreken werden er therapieën ingezet. Dat waren in die tijd meditaties die door Bhagwan Sri Rjaneesh waren bedacht. Hij was de toenmalige goeroe van de Bhagwan beweging in India die rondliepen in oranje kledij. Die meditaties verschilden van bijvoorbeeld een Zen meditatie tot een Who meditatie, waarin je lichamelijk afgemat werd. Hiermee probeerden ze de gevoelens die je normaal niet kon uiten toch naar boven te krijgen. De meditatie verschilde in de duur ervan. Sommige meditaties duurden een paar uur, maar ze konden ook zo maar drie dagen achtereen plaatsvinden.

De eerste paar weken van mijn verblijf op de BWS verliepen redelijk. Ik raakte gewend aan al die voor mij rare dingen. Ondanks mijn 17 jaar, vertoonde ik volwassen gedrag. Daarnaast had ik een negatief zelfbeeld ontwikkeld. Daar moest dus iets aan veranderd worden. Naar vier of vijf weken kreeg ik ook mijn eerste leerervaring.
Om mijn negatief zelfbeeld te veranderen kreeg ik de leerervaring ik ben Jos en ik ben oké’. Over elke drempel dat ik kwam moest ik roepen ik ben Jos en ik ben oké’. In het begin vond ik het natuurlijk maar niets, maar ik wende ook hieraan en maakte er een spelletje van, door dit zo hard mogelijk te schreeuwen.

Na twee maanden kreeg ik mijn kleren terug. Ik was blij, want ik was geen groentje meer, al was ik er nog lang niet. Ook kreeg ik een nieuwe functie op de administratie, iets wat ik geweldig vond. Ik leerde typen en verslagen maken. Ik vond dat werk zo leuk dat ik tot midden in de nacht nog aan het typen was.

Maar de dag was ook gekomen dat ik me moest gedragen als een adolescent. Ik was nog niet volwassen en had natuurlijk mijn pubertijd niet optimaal doorleefd. Daar moest wat aan gebeuren. Ik moest me ernaar gaan gedragen. Dat was niet tegen dovemans oren gezegd. Ik zette vanaf dat moment de boel op zijn kop. Maar natuurlijk op een foute manier. Ik was grenzeloos en de grappen en grollen waren niet altijd even leuk. Dus de boodschap kwam niet over.
Ik kwam door mijn acties in de wasteil terecht. Een strafmaatregel. Die je kwam te staan op, als eerste op moeten staan, de tafels dekken en afruimen. Afwassen en wcs schoonmaken. Dat lijkt niet veel voor te stellen, maar als je om zes uur uit je bed moet en er pas laat weer in komt valt dat tegen, daarbij moeten al die huishoudelijke klusjes op tijd afgeleverd worden. En daar bedoel ik mee dat je slechts een aantal minuten krijgt om een afwas van dertig personen klaar te hebben. Het is dus een beetje beulen. Nu kan je daar mee spelen, maar toch. Dat vroege opstaan was het probleem ook niet, want dat deed je toch al om half zeven. Om kwart voor zeven stond je een kwartier achter het huis te springen als ochtend gymnastiek. Daarna ging je snel douchen en dan ontbijten. Je bed moest wel goed opgemaakt zijn, glad gestreken lakens en dekens. Net als in militaire dienst zal ik maar zeggen, hoewel ik daar niet heb ingezeten. Daarna volgde de arbeid.

Na een maand of vier toen ik mijn privileges had ontvangen had ik nog steeds niet geleerd om me als een puber te gedragen. Ik vond het ook niet nodig, ik ben wie ik ben, zei ik. Ik was nu eenmaal vroeg volwassen door het leven wat ik van huis al had gehad. Daar werd geen genoegen mee genomen. Ik moest ook maar een bord om mijn nek. Eén van een meter bij een meter. Met de tekst puber en wat dan nog.

Ik weigerde om het bord te dragen. Ik voelde mij niet aangesproken en had geen zin om met een dergelijk ding om mijn nek te lopen. Ik kon er niet onderuit zeiden ze. Ja, dan zit er niets anders op dan……afscheid van elkaar te nemen, zei ik. Dan ga ik weg. Maar dat werd ook niet geaccepteerd. Het werd wederom de wasteil waar ik in terecht kwam, wegens het weigeren van een opdracht zal ik maar zeggen.


(wordt vervolgd)

Bajeskampen

Bij deze term denkt u waarschijnlijk aan een gevangenis. Het heeft er inderdaad mee te maken, maar het is het beslist niet.

Zo’n 10 jaar lang zijn er weken georganiseerd met en voor mensen met veel detentie-ervaring, met weinig sociale contacten en weinig mogelijkheden er eens een paar dagen leuk uit te zijn. Dit is begonnen met een kampeer week in Glimmen in 1976.

Deze eerste kampeer week is een initiatief van de Bond Wets Overtreders (BWO), zo blijkt uit het opgemaakte verslag, en is gehouden van 23 t/m 28 augustus in de grote tuin van woongemeenschap de Kooijkamp in Glimmen. Mensen van de Kooijkamp en van de BWO werden door gevangenispredikant Wichert Hoekert bij elkaar gebracht om dit kamp te organiseren. De week bestaat uit werken en ontspannen. Als dank voor de gastvrijheid van de woongemeenschap wordt een waterleiding gegraven in hun tuin. We gaan zwemmen, zeilen, roeien, fietsen, houden kampvuren, praten met gasten en sluiten af met een evaluatie. Het is ook echt een kamp van de BWO: op 26 augustus zitten we allemaal
‘s middags om 5 uur voor de TV om te kijken naar het proces tegen Prins Bernhard over Lockheed. In de meningswisseling na afloop wordt het idee geopperd hem uit te nodigen lid te worden van de BWO.

Opmerkelijk is dat de voorbereidingsgroep besluit in principe geen harddrugverslaafden toe te laten, omdat ze zich onvoldoende deskundig acht eventueel daaruit voortkomende problematiek op te vangen. Dit besluit wordt niet strikt uitgevoerd en ik zie nog de beelden voor me van een afkickende verslaafde die kotsend in de brandende zon dapper door gaat met zijn graafwerkzaamheden. Ik heb hiervoor nog steeds diep respect!

We wisten toen nog niet dat we begonnen waren aan iets dat zo’n 10 jaar zou door gaan.

Heel opvallend is de opkomst van de harddrugproblematiek. Enkele alcoholisten keken in deze eerste kamp week erg neer op de paar aanwezige harddrugverslaafden. Tijdens het tweede bajeskamp was een deel van hen zelf harddrugverslaafde geworden en hadden we het bajeskamp wel kunnen afgelasten als we als regel hadden gesteld dat harddrug-verslaafden niet mee zouden kunnen.

In dit tweede bajeskamp is er een optreden van het Groningse vormingstheater “Werk in uitvoering”  onder leiding van Jos Thie met stukjes uit hun nieuwste productie “Jatwerk”.

Tot en met 1979 wordt het bajeskamp jaarlijks in Glimmen gehouden. Daarna verhuist het kamp naar het terrein van een andere relatie van Wichert Hoekert in het Drentse Aalden. Ook dat is weer een paradijselijk plekje. Het programma verandert en de samenstelling van de deelnemers eveneens.

Uit het verslag van 1980:
“Het laatste jaar legde de voorbereidingsgroep zich er rekenschap van af, dat in de nederlandse gevangenissen verhoudingsgewijs veel mensen zitten, die niet blank zijn. Op zich zegt dat nogal wat over ‘ons’ sociale- en rechtssysteem Op dit punt is veel te ondernemen. We wilden ons echter konsentreren op de meer dagelijkse ervaring van dubbele discriminatie (op grond van huidskleur/ras en op grond van het feit dat je gezeten hebt). “

Er komen ook Molukse en Surinaamse deelnemers en er zijn optredens van Molukse en Surinaamse bands en koren. Het verslag eindigt met de heroïsche fietstocht er naar toe: “Toelichting: Onder geestdriftige leiding van Wichtert Hoekert werd 25 kilometer omgereden door de fietsers terwijl het goot van de regen.”  En, met een keurig financieel overzicht. Er is door giften en bijdrages van de deelnemers ruim 6.000 gulden opgehaald en er blijft bijna 2500 gulden over.

Daarna heb ik in mijn archief nog de uitnodiging voor het 10debajeskamp in 1984. Eén van de ondertekenaars van de uitnodiging is Wichert Hoekert, die als enige alle kampen mede heeft georganiseerd.

Zou er na 1984 nog een bajeskamp zijn geweest? Jammer toch dat zo iets er nu niet meer is.

De BreegWeeStee (1)

Puber en wat dan nog?
BreegWeeStee o BreegWeeStee
Wat had ik er toch een moeite mee
Hiërarchie, structuur en de wasteil voor straf
Leerervaringen en encounters, ik stond paf



Het was juni/ juli 1980 toen ik uiteindelijk naar de BreegWeeStee ging. Ik zag er vreselijk tegen op. Met een busje vanuit de Beukema naar Eelde gebracht. Daar kwam ik aan op een boerderij gelijkende bestemming. Ik zag nog net geen koeien lopen in de omliggende weides, maar wel een grote hond. Cora heette ze, een prachtige zwarte New Foundlander.

Eenmaal binnen moest ik op een bankje plaatsnemen dat midden in een gangpad stond en waar je zicht had op de eetkamer. Even later werd ik opgehaald, of ik me even wilde douchen. Toen ik me gedoucht had kreeg ik een overall aangereikt om aan te trekken. Mijn kleren mocht ik afgeven want, die had ik voorlopig niet nodig werd er gezegd. Ik had wat mensen zien lopen in een overall, waarvan ik toen dacht, die zullen wel op de boerderij aan het werk zijn.

Ik was beland in de toen nog hiërarchisch therapeutische gemeenschap voor jongeren tot 24 jaar. Ik was toen 17 en een paar maanden jong. Op het moment van binnenkomst de jongste bewoner.

Nadat ik de overall had aangedaan werd ik terug gebracht naar het bankje. Daar moest ik nog een uurtje zitten. Toen werd ik wederom opgehaald en werd ik naar een ruimte gebracht waar vier mensen op een rij op kussens zaten. Tegenover hen lag een kussen waarop ik plaats mocht nemen. Ze stelden zich aan mij voor, het waren drie bewoners en een staflid.

Wat ik kwam doen, was de eerste vraag. Ik zou het niet weten, zei ik.
Wil je geen hulp? Nee, niet echt antwoordde ik.
Maar wat doe je hier dan? Ik ben hier omdat ik dat moet, zei ik.
Van wie dan, werd er gevraagd? Van de officier van justitie antwoordde ik. Ik kon kiezen, of hier naar toe of anderhalf jaar naar een jeugdgevangenis.
Waarom koos je er voor om hier te komen?  Omdat ik hier makkelijker kan weglopen, zei ik stoer.
En wat schiet je daarmee op, kreeg ik terug. Ja, feitelijk niets bedacht ik me, ik moet hier wel een poosje blijven natuurlijk.

Dus je hebt ons nodig, nou maak dat maar eens aan ons duidelijk. Je kunt beginnen door dit ook daadwerkelijk aan ons kenbaar te maken. Laat maar weten dat je onze hulp nodig bent. Overtuig ons maar.
Ik werd helemaal gek van die mensen, wat wilden ze nou met hun ‘maak het ons maar duidelijk’.

Het was de bedoeling dat ik daadwerkelijk om hulp ging schreeuwen. Schreeuw het er maar uit werd er gezegd. Maar dat had op mij geen effect.
Ik ben niet iemand die om hulp vraagt, laat staan schreeuwt. Na nog een paar keer aandringen van hun kant, zei ik, breng mij maar weer terug naar Groningen, ik kan dit niet. Toen werd er overlegd. Even later kwamen de vier terug en zeiden, we begrijpen dat dit moeilijk voor je is en hebben daarom besloten… dat je toch mag blijven. Eén van de vier mensen was Nico, hij zou mijn oudere broer worden. Een oudere broer maakt je wegwijs binnen de commune en is er voor je als je het even niet meer ziet zitten.

Als je zo binnenkomt dan denk je, waar ben ik in beland. Ondanks dat de sfeer gemoedelijk was, voelde ik me lang niet op mijn gemak met mijn boerenoverall aan. Ik had natuurlijk wel wat gehoord tijdens de introductie die je moet lopen voor je hier naar toe kwam, maar om het zo mee te maken is toch iets anders. De eerste twee maanden van je verblijf op de BWS liep je in een overall. Als je het goed had gedaan kreeg je na twee maanden je eigen kleren terug. Na vier maanden kreeg je de rest van je spullen terug, zoals je sieraden als je die al had, maar het idee dat je een stukje meer vrijheid kreeg was voldoende. Je had iets om naar toe te werken zeg maar.


(wordt vervolgd)