Category: 70-er jaren

De avonturen van Sprits, Jezus en vele anderen

Rond het midden van de jaren 70 van de vorige eeuw kwam het heroïnegebruik op in Groningen. Aan het eind van die 70-er jaren was er een groep van zo’n 250 heroïnegebruikers bekend bij het Groningse Straathoekwerk. Deze groep kende elkaar grotendeels onderling en was veel in de binnenstad te vinden. Daar hadden de straathoekwerkers contact met hen. Er  bewoog zich ook een vrijwilliger in diezelfde wereld. Ook hij kende die wereld van binnen uit.

Zo veel jaar later durf ik te stellen dat we toen geen verstand hadden van verslaving, maar des temeer van de leefwereld van heroïneverslaafden. Dat laatste vond zijn weerslag in een geestig realistisch boekwerkje van de eerder genoemde vrijwilliger, Pieter Honhoff met illustraties van zijn vriendin Marijke. Het boekje heeft een even merkwaardige titel als inhoud: ,,&. (berichten van de zelfkant). Het geeft een beeld van hoe het toeging in de heroïnescene tegen de achtergrond van die tijd.

“Sprits zet zijn fiets op de gewone plek in de Razerpassage & gaat te voet door de Poelstraat naar de Spaanse Griep, een gebruind café van waaruit hij graag door het raam de straat in de gaten houdt. Onderweg voelt hij snel z’n gulp, waar hij in een Malboror-pakje z’n pakjes heroïne bewaart. Later op de dag raakt de dieler de tel meestal kwijt, maar zijn zaken gaan altijd nog goed. Hij komt de Griep binnen & ziet meteen enkele bekenden.

& wie er verder deze ochtend zijn. Alkoholoos in de ban van hun absorptie, een paar spijbelende studenten & een beeldhouwer die ook al aangeschoten is. “ (p 12)

“Jezus heeft achter in de Spaanse Griep een rijksdaalder gebietst, van een meisje dat de doorzichtige branie van de charmante kaalkop wel zag zitten, ze betaalde ook nog een kop koffie & bewonderde z’n samoerai-jasje, & toen moest ze weg….Overeind en nauwgezet gaat hij naar de achterdeur van de kroeg, & via een houten trap in het Eeltsteegje raakt hij in het toilet van de Griep.

Uit de boordzoom van zijn kraag haalt hij het pakje heroïne, z’n spuit & z’n lepeltje zitten los in z’n zak. Hij schept wat water uit de pleepot, legt het lepeltje op de rand, schudt het pakje er in leeg, houdt z’n aansteker onder de lepel tot het poeder oplost & het mengsel kookt. Hij legt de lepel terug op de rand, & trekt door een sigarettefilter de spuit vol. Lepeltje terug in de zak, rotzooi in de pleepot & de luchtbelletjes uit de spuit tikken.

Jezus gaat op de WC zitten. Hij voelt zich een beetje duizelig, maar wijt dat aan al de gekonsentreerde bewegingen in die kleine ruimte.” (p 24)

 


   Dat Jezus en zijn vrienden het niet zo nauw nemen met hun gezondheid zorgt er voor  dat ze regelmatig terecht komen in het ziekenhuis. Daar zijn ze geen graag geziene gasten, maar ook zelf zijn ze er beslist niet langer dan nodig is zoals blijkt uit de volgende scene.

“Hoofdpijn, m’ n hoofd klopt & m’n kaken & tanden doen zeer. Er zijn meer pijnen, ik heb ook last van m’n maag. Ik voel me behoorlijk ziek. Wat is dat hier, waar ben ik hier, ik herken wel iets, misschien ben ik wel out gegaan. Waar ben ik hier.

                  “Eh?!”

  Jezus slaat zijn ogen op, zijn blik ontmoet vriendelijk wenkende wijzerplaten die zijn bewustzijn aangeven. Hij gaat overeind zitten, een kort waas trekt voorbij. Een verpleegster staat naast zijn bed & legt haar handen op zijn schouder……

                 “Ik voel me ziek, zuster.”

                 Ze bekijkt haar jonge, kaalgeschoren patiënt met enige belangstelling.

  “O ja?”

                  Jezus merkt haar welwillendheid & zegt met gebroken stem.

  “Ja zuster, ik voel me ellendig. Ik heb overal pijn.”

  “Pijn!?”

  Ze doet verschrikt een paar trippeltjes achteruit. In een moderne gezondheidszorg is pijn  taboe. Ze had het woordje al jaren niet gehoord. Snel praat ze nu, om erger te voorkomen.

“Eh, ik zal de dokter, ik zal dokter Soeleiman halen, ik weet niet goed wat ik, ik heb geen idee, ik eh, wacht u maar even.”

Ze slingert de deur achter zich dicht & lijdzaam kijkt Jezus naar het plafond. Dan gaat hij overeind zitten & trekt alle slangetjes & sensoren uit z’n huid, in een heroïes gebaar, hij zwaait z’n benen uit het bed & verlaat een minuut later met een bundeltje kleren de kamer.”  (p 59)

 
  “De gymnasiast gaat naast Sprits zitten & telt een aardig aantal bankbiljetten uit.

  “Ik heb er negentig. Geef je me vijf pakjes?”

  Sprits denkt aan alle gewassen automobielen, de gemaaide gazons, de krantewijken, het zakgeld, statiegeld & de zaterdagbaantjes. Hij ziet een paar duffe koppen s’ avonds in de rokerige herrie van een tiener-slaapkamer, terwijl hun ouders beneden zitten te bridgen & zegt.

  “Goed, jullie hebben niet veel. Hier.”

  Hij krijgt het geld & geeft de adolescent een paar pakjes heroïne, hij ziet hoe de scholier z’n gehavende & versierde agenda uit z’n tas trekt & onopvallend de vijf pakjes tussen een paar bladzijden legt.” (p 41/42)

De handel in heroïne concentreerde zich meer en meer in de Bunker. Dat bleek over een onbedoelde drempel voor beginnende gebruikers, zoals de scholier hiervoor, te beschikken. Dat had, vonden we toen, een preventief effect. Hoe meer de handel zich concentreerde in de bunker hoe hoger de drempel om als jongere met heroïne te beginnen. De volgende sfeertekening maakt dat duidelijk.

“Een cipiers-luikje schuift opzij & en een bruin oog kijkt door een vernauwde pupil naarbuiten. Grendelgeluiden. Bij de weg stopt een taxi, nog een bezoeker. De deur kreunt tot een grote kier & Jaap & Parcival staan oog in oog met een stoonde maleier.

                “Moi Phon Pen.”

Zegt Jaap, terwijl hij de lilliput-immigrant een rijksdaalder toesteekt, een gebaar dat ook door de nieuwkomer Matthijs wordt geïmiteerd.

  “Moi Jaap, Matthijs.”

  Zegt Phom Pen, die de deur achter hun sluit & weer z’n stoel ervoor schuift, zodat hij bij het kijkgaatje kan. Als portier & uitsmijter kent hij alle geregelde gasten hier, & hun straatvechters-truuks, & omdat hij in het witte poeder betaald wordt is dit baantje bij uitstek geschikt voor hem. Men lacht hem hier niet uit omdat hij zo klein is. “ (p 55)

En even later.

“De herrie is vreselijk. Overal gegil & geroep & de achtergrond-opera daar in volle sterkte overheen. Jaap & Parcival die zich op een klein achtergrondje houden zien zeker zes vetes uitgevochten. Messen stokjes, staven, sabels, wurgkoorden & werpsterren flitsen door de zaal, de biljartkeu breekt in iemands nek, de dokwerker zakt inelkaar, kledingstukken, ledematen & projektielen veroorzaken zonsverduistering in de betonnen bunker, & een bestierende hand laat dan de stoppen doorslaan zodat bij de verhitte zonen van het grote keizerrijk een relatieve kontemplatie van stilte & duisternis ontstaat.”  (p 57)

 In 2001 wordt de bunker in het radioprogramma OVT genoemd door één van de geïnterviewde heroïne verslaafden. Deze vertelt dat het centrum is gekraakt door een groep Surinamers en dat die tafeltjes verhuren aan dealers. (Spoor terug: Van opiumkit tot heroïnebunker deel I, uitgezonden op 3 juni 2001). Ook wordt door een deskundige verteld over de hepatitis-epidemie die in Groningen onder verslaafden heeft geheerst en die er voor zorgde dat velen behandeld moesten worden in het ziekenhuis. Dat was niet blij met de komst van deze groep patiënten.

 Het boekje staat nog vol met vermakelijke en illustratieve fragmenten, maar die kunt u beter tzt zelf lezen. Pieter Honhoff blijkt sinds 8 jaar in Australië te wonen en in een telefoongesprek dat ik onlangs met hem had liet hij me weten de volledige tekst aan me te zullen toesturen. Dat zal ik dan beschikbaar stellen voor geïnteresseerde lezers.

Jaren later heeft het Straathoekwerk samen met de Z-side de bunker, dat al weer jaren leeg stond,  te kraken. Tegenwoordig is de ruimte deels oefenruimte en een fietstunnel!

 

De Molukse verslavingszorg (2)

In het Assen van eind jaren zeventig werd het Moluks Scholings Kollektief door omstandigheden van een groepje praters en denkers tot een club van drugshulpverleners. Hun aanpak was in overeenstemming met hun gedachtegoed en tegelijkertijd typisch Moluks. Van de ‘cliënten’ werd verwacht dat ze zich verdiepten in het gedachtengoed van het MSK en deelnamen aan politieke scholingsprogramma’s. Ze wisten zich met zorg omringd, maar de ontwenningsmethode was hard: niet afbouwen, maar de drugs in één keer helemaal afzweren.  

Die aanpak kwam overeen met de Molukse manier van opvoeden: streng, soms zelfs wreed, maar tegelijkertijd met veel betrokkenheid en affectie. De familie werd nauw betrokken bij de ‘behandeling’ van de verslaafde: individualiteit en autonomie waren niet heilig. 

De familie is onderdeel van het probleem, maar ook van de oplossing, vonden wij, zegt Anis. 


Drie MSK-ers gingen een opleiding aan de Sociale Akademie volgen: maatschappelijk werk en sociaal cultureel werk. Daar lazen ze het boek Politiserende hulpverlening van Bert de Turck uit 1978. Die schreef dat de psychologisering en individualisering binnen de hulpverlening was doorgeschoten en riep op tot de aanpak van de maatschappelijke oorzaken van individuele problemen. Dit stimuleerde de MSK’ers in de verdere ontwikkeling van hun methodiek. 


Groningerstraat 63 te Assen

Op zekere dag kwam de wethouder langs en vond dat er in de Talmastraat erg goed werk werd gedaan. Dat de opvang van verslaafden volledig vanuit de Molukse wijk en de wijkraad werd bekostigd en dat de medewerkers onbetaald een 7×24 uursrooster draaiden, daar keek de wethouder van op. Gestimuleerd door deze wethouder richtte het MSK een stichting op en vroeg subsidie aan. In 1979 was de stichting Masiun een feit. De naam was een samenvoeging van de Molukse woorden Masohi (‘wederzijdse hulpverlening’) en apiun (‘opium’). Anis was het eerste betaalde personeelslid. 


Masiun verliet het kraakpand en nam intrek in een pand aan de Groningerstraat in Assen. De voorzitter van de wijkraad verrichtte de officiële opening.  
Ook toen Masiun al jaren gesubsidieerd werd door de gemeente en financieel onafhankelijk was van de wijkraad, eiste de voorzitter dat er aan hem verantwoording werd afgelegd. Met alleen een mooi verhaal kwamen we niet weg. Hij wilde cijfers zien, zegt Antis. 

 
In de 21 jaren dat Masiun heeft bestaan, is ze bezig geweest met het ontwikkelen en beschrijven van de eigen methodiek. Cliënten gingen mee op ‘afkickwerkweken’ en internationale bouwkampen, waar ontwenning, vrijwilligerswerk en politieke vorming werden gecombineerd. De eigen drukkerij, waar onder meer het politieke krantje van het MSK werd gedrukt, deed dienst als werkervaringsplaats voor cliënten. Conflicten waren er ook, die vaak vergezeld gingen van media-aandacht: na een nooit opgehelderde schietpartij op een politieauto in 1982 werden 10 medewerkers van Masiun opgepakt en gevangen gezet (en in hoger beroep vrijgesproken). Dit riep een storm van protest op in de Molukse gemeenschap en bij sympathisanten. Ook nam Masiun begin jaren ’80 het initiatief voor een zwartboek tegen CAD Drenthe. Masiun was van mening dat de subsidie die bestemd was voor zorg aan minderheden, door het CAD niet goed werd besteed.  
Eind 2000 was Masiun voor het laatst in het nieuws: nadat de stichting twee jaar achtereen onvoldoende verantwoording kon afleggen over de bestede subsidiegelden, werd Masiun failliet verklaard. Het was voor de hand liggend, maar ook uiterst ironisch, dat CAD Drenthe het werk van Masiun zou voortzetten. 
Vele fusies en reorganisaties later werken Anis en Antis nog steeds in de verslavingszorg. Het is een wereld geworden van DBC’s, trajectinkoop en productieplafonds, verantwoording en controle. Verslaving is volgens de heersende inzichten een chronisch recidiverende ziekte, die wordt bestreden met medicatie en praktische maatregelen als budgettering, woonbegeleiding en sporten, ondergebracht in zorgpaden voor specifieke doelgroepen. Sociale en maatschappelijke thema’s komen binnen de hulpverlening nauwelijks aan bod, laat staan dat er ruimte is voor politieke of filosofische aspecten van verslaving.


De mannen verhouden zich mild tot de huidige mores. Het hulpverlenen vanuit budgetten en trajecten en productieafspraken, daar zullen ze altijd moeite mee hebben. Maar ze begrijpen dat een organisatie als Masiun in deze tijd niet meer kan bestaan. Hoewel de uitgangspunten van de huidige verslavingszorg vaak ver af staan van de oorspronkelijke idealen van het MSK en Masiun, vinden ze dat er in de verslavingszorg ook veel positieve inhoudelijke ontwikkelingen zijn geweest in hoe verslaving en verslaafden worden benaderd.  

Maar dat door hulpverleners terugval in drugsgebruik als een optie wordt beschouwd, zegt Anis, daar kan ik me nog steeds maar moeilijk in vinden.

De Beukemakliniek

Ja, Jos moet naar de Beukema
Ik wilde niet maar het moest ja
De justitie kreeg me in haar greep
Trok me met dwang over de streep
Ze wilde me graag van de straat
Want ik zat natuurlijk vol kattenkwaad

Mijn moeder was er door mijn overdosis achter gekomen dat haar zoon aan de harddrugs zat. Doordat ik nog minderjarig was, was de politie verplicht haar in te lichten dat ik naar het ziekenhuis was gebracht. (Mijn moeder had het ook al op de scanner gehoord) Ze konden er gelijk bij vertellen dat ik ook weer was gevlogen.

Zodra ik merkte dat mijn o.d. wel meeviel trok ik alle draden van mijn lichaam en ging er vandoor. Ik kan me nog herinneren dat ik een vreselijke koppijn had overgehouden aan dat avontuur.
Maar na ruim drie jaar zondig gebruik was ik dus terecht gekomen in het web. Het web van justitie en daar kwam nu de hulpverlening bij.

In eerste instantie wat afspraken bij het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD), samen met mijn moeder, want die wilde overal bij zijn. Ik speelde het spelletje maar braaf mee terwijl ik in mijn achterhoofd al lang dacht, dit wordt hem niet voor mij. Het enige wat ik van ze wilde was methadon. Daar werd erg moeilijk over gedaan. Ze waren destijds nog wat angstig om jonge jongens als ik al methadon te geven. Uiteindelijk kreeg ik 25 milligram. Een hoeveelheid waar ik niets mee kon. Ik bleef natuurlijk gewoon doorgebruiken.

Helaas werd ik opgepakt voor een serie inbraken en zou hiervoor een jeugddetentie tegemoet kunnen zien. Anderhalf jaar had de officier van justitie voor ogen. Tenzij ik er voor zou kiezen te stoppen met mijn gebruik en me daarvoor op zou laten nemen. Dat opnemen moest dan gebeuren op de BreegWeeStee (BWS) in Eelde.
Ja, dat moest dan maar. Ik zag een jeugddetentie in die tijd niet zo zitten. Op de BWS hadden al enkele jongens gezeten. Ik wist dus hoe het er aan toe ging. Het belangrijkste wat ik wilde weten was hoe ik er weg kon komen.

Eerst moest ik er nog zien te komen. Dat ging via de Beukema kliniek. Vreselijk vond ik het om daarheen te moeten, maar ja, ik had weinig keus. Vandaar uit moest ik introductie gaan lopen om mij voor te bereiden op de BWS. Ondanks dat ik een stok achter de deur had van de justitie ging ik er af en toe vandoor. De drang naar de dope en de vrijheid was groter dan mijn gedachte aan de jeugddetentie. Toch werd ik bij terugkomst telkens weer toegelaten op de Beukema.

Ik wil hiermee ook gelijk een toen nog jonge vrouw uit Deventer herdenken (haar naam ben ik helaas vergeten) die ook op de Beukema zat. Kort geleden hoorde ik dat ze is overleden. Zij was toen 23 en ik was 17 jaar. Het was haar gelukt om methadon naar binnen te smokkelen en daar snoepten we samen van. ‘s Avonds stonden we samen onder de douche. Het waren voor die tijd even de mooie momenten op de Beukema.
Ik heb er uiteindelijk zes weken over gedaan om van de Beukema naar de BWS te komen, alwaar een nieuw avontuur zou beginnen.

Jos Oude Bos

De Molukse verslavingszorg (1)

Anis en Antis: twee Molukse mannen die het niet is aan te zien dat ze de zestig al zijn gepasseerd. Ze hebben ingestemd met een interview met Martinus en mij en vertellen over hoe het was volwassen te worden in het Assen van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het was de tijd van de tienertoer, de soul en de mode. Molukse jongeren hadden wat dat laatste betreft een naam hoog te houden. Molukse jongeren uit heel Nederland zochten elkaar op en maakten in Amsterdam kennis met drugs. En gingen als het nodig was op de vuist met andere groepen jongeren.

Je groep, dat was méér dan familie, zegt Anis.

Antis en Anis verdiepten zich in hun geschiedenis. Hun ouders en veel van hun vrienden koesterden en verdedigden het ideaal van de vrije Molukse staat, de RMS. Maar er ontstond ook een andere stroming: die van de overtuiging dat het tijd was voor een heroriëntatie op de geschiedenis van de kolonialisatie en dekolonisatie. De ideeën van Paulo Freire en Frantz Fanon sterkten het idee van deze progressieve Molukse jongeren dat het tijd was voor emancipatie en bewustwording en dat de RMS niets anders was dan een vorm van neokolonialisme. Echte dekolonisatie is je eigen toekomst bepalen. Niet door af te wachten wanneer de Nederlandse regering eindelijk haar morele schuld aan het Molukse volk aflost. En al helemaal niet door dat met geweld af te dwingen. Ze gingen geloven in een ander soort ideaal dan dat van hun ouders. Ze gingen erover praten, wilden andere jongeren inspireren met hun ideeën. En zo ontstond het MSK: het Moluks Scholings Kollektief. Kollektief met een K, want het waren de jaren zeventig.

Politiek bewustzijn is niet een vanzelfsprekend gegeven voor jongeren, zeg ik. Wel als je als jongere opgroeit in de Molukse gemeenschap, zegt Anis. Je geschiedenis, je toekomst, je familie, je buurt: alles is doordrenkt van politiek.

In de roerige jaren zeventig was het drugsgebruik bij veel Molukse jongeren volstrekt uit de hand gelopen. Na de softdrugs kwam de heroïne. Er was een moment dat in bijna ieder Moluks gezin in Assen en omstreken wel iemand aan de heroïne verslaafd was. Er moest iets gebeuren, dat was duidelijk. Vertrouwen in de bestaande hulpverlening hadden ze niet, bij het MSK. Het MSK bleek niet alleen een clubje van praters en denkers: de leden ondernamen zelf actie.

Bevrijding begint bij jezelf en in je eigen wijk, daarvan waren wij overtuigd geraakt, zeggen Antis en Anis. Je eigen toekomst bepalen, dat gaat niet als je verslaafd bent.

In de Talmastraat, aan de rand van de Molukse wijk, werd een pand gekraakt. De leden van het MSK verzamelden voedsel, geld en andere benodigdheden in de wijk, maakten samen een rooster voor 24-uursbezetting en zetten sloten op de ramen en deuren van het kraakpand. De verslaafden die er het ergst aan toe waren, werden er opgevangen om cold turkey af te kicken. Soms ontsnapte er iemand, maar die werd snel opgespoord. Met drie of vier sterke mannen gingen ze hem ophalen in Groningen en in de auto was hij snel terug naar Assen gebracht. De eerste Molukse verslavingskliniek was een feit.

Zo begon de Molukse verslavingszorg: mensen die constateerden dat er iets moest worden gedaan en het deden. Vanuit overtuiging, volstrekt amateuristisch en zonder overheidsbemoeienis.

Wisselende kwaliteit heroïne in Nederland

Gun mij mijn shot,

ik ben er aan verslaafd

Al ga ik eraan kapot

Als het door mijn aderen draaft

Ik vind het toch zo lekker

het geeft me toch zo’n kick

Maar net als met een stekker

dan krijg je soms een flik

Dan gaat je lichtje uit

soms gaat het ook weer aan

Maak je alleen een stuit

en anders is het met je gedaan

Na enige jaren heroïne te hebben gerookt merkte ik dat ik steeds zieker werd als ik niets rookte. Als ik scoorde en begon te roken verloor ik veel van het kostbare spul. Ik kwam erachter dat ik niet alles meer naar binnen kon inhaleren als ik ziek was. Ik was kortademig en liet alle rook vervliegen. Het was mei 1979 dat ik mijn eerste shotje nam. Ik weet het eigenlijk nog goed. De kermis was begonnen en het was lekker weer. Ik had net wat gescoord samen met een paar gasten deze keer. Een van die gasten spoot wel eens vaker. Ik vertelde hem van mijn probleem bij het roken. Hij herkende dat natuurlijk en zei dat hij daarom is gaan spuiten. Hij zou het me wel voor kunnen doen. We gingen naar binnen bij de studenten sociëteit Vindicat en schoten een wc op de begaande grond binnen.  Daar maakte hij de dope klaar op de lepel en zoog het even later op in de spuit. Hij drukte de naald op de spuit en liet mij zien hoe ik mij arm moest afbinden. Hij had twee spuiten klaargemaakt een voor hem en de ander voor mij. Er was geen weg terug. Ik stak voor het eerst dat jaar een spuit in mijn eigen arm. Ik zoog het bloed eruit, maakte de riem los en spoot alles in mijn aderen. WAUW, ik wist niet wat me overkwam. Ik voelde een warmte en dan de snelheid waarmee de flash binnenkwam. Dat was wel even wat anders dan wat ik tot nu toe uit een gevoel van de dope had gehaald. Dit was het helemaal. Ik kwam de wc uit en ging naar buiten. Misschien kwam het ook door de omstandigheden, de zon scheen de kermis maakte zijn lawaai en ik liep ineens op de toppen van mijn stonedheid. Ik voelde me heerlijk.

Maar naar leuke tijden komen natuurlijk ook minder leuke tijden. We werden op de korrel genomen door de politie, die ondertussen lucht had gekregen van een groep jongeren die de stad onveilig maakte. Diefstallen uit winkels pleegde, geweld tegen anderen gebruikte en dat was nog maar het begin. Bijna drie jaar heb ik als gebruiker mijn gang kunnen gaan zonder dat ik last van de politie heb gehad. Daarna werd ik  regelmatig opgepakt en zat dan een paar dagen op het bureau aan de Rademarkt. Het afkicken viel niet mee in die dagen. Je kreeg toen nog geen methadon op het bureau. Er was vaker nieuwe dope in de stad te krijgen. Nadat de chinezen zich min of meer terug hadden getrokken, kwam er ook heroïne uit Turkije en Iran. Het spul wat daar vandaar kwam was sterker. Als ik na een paar dagen weer vrij kwam was natuurlijk het eerste  wat ik deed scoren. Ik moest wat hebben, al was de grootste afkick naar vier dagen wel voorbij. Maar tussen je oren natuurlijk niet, dan was je net zo ziek als je het binnen voelde. Ondertussen was ik bedreven geraakt in het spuiten van mezelf. Het ritueel wat volgde was, spuit regelen, citroen, beetje water en lepeltje regelen en dan een plaats waar ik op mijn gemak even de spuit kon klaarmaken en mezelf injecteren. De citroen prikt altijd even, als je in het begin de spuit inbrengt.

Ik zat deze keer op de wc van V&D en vernam dat ik een lichte overdosis nam. Evert Prak die toen bij me was, zijn naam kan ik noemen, hij is reeds overleden, zag het gebeuren. Ik zei dat het wel mee viel maar hij maakte er een drama van en waarschuwde iemand. Ik had weliswaar een overdosis genomen, maar verkeerde naar mijn idee niet in levensgevaar. De symptomen waren niet dusdanig dat ik volledig onderuit ging.  Iets wat ik een paar maanden later wel deed.

Toen was ik gelukkig bij iemand thuis die mij op tijd op de wc heeft gevonden. Uiteindelijk ben ik met een ambulance naar het AZG gebracht en met zoutwateroplossing weer op de been geholpen. Het was mijn eerste overdosis ten gevolge van wisselende samenstelling van de heroïne. Een bijkomend nadeel was dat mijn moeder er achter kwam dat ik een overdosis had genomen. Mijn moeder luisterde in die tijd altijd naar een politieradio en had mijn naam horen vallen. Ik had haar al jaren voor de gek weten te houden over mijn gebruik, dat was nu voorbij.


Van Evert heb ik later nog eens spuitersgeelzucht opgelopen. Soms zeker in de begin jaren van mijn gebruik, gebruikte je nog wel eens de naald van en ander. We wisten weinig van geelzucht en zeker nog niets van hepatitis C en HIV in die tijd.