Category: Groningen

Winschoter consultatiebureau voor drankzuchtigen

De tijden van oorlog, van mobilisatie en van groote misdadigheid zijn weliswaar voorbij; de samenleving – zou men willen zeggen – is tot rust gekomen. Toch is het er verre van af, dat de vooroorlogsche tijden, waarin jaar op jaar zoowel het drankgebruik als de misdadigheid dalende cijfers gaven, zijn teruggekeerd. Noch altijd immers verkeert de maatschappij in een toestand van crisis, die een noodlottigen invloed op de bevolking uitoefent. En nog altijd zijn er factoren in overvloed aanwezig, ook in het gebied van ons Bureau, die in eenig opzicht tot drankmisbruik en tot misdadigheid leiden. Enkele factoren, de groote geldruimte, de uitvoerverboden, de militaire uitzonderingstoestanden en ook de vluchtelingenstroom zijn weliswaar zo goed als uitgeschakeld, maar de algemeene demoralisering, de wankelmoedigheid, de onverschilligheid voor ideële zaken, alsook de materieele nooden teweeggebracht door werkeloosheid, financiëele debacles e.d. zijn van zoo ernstigen aard, dat het wel zeer te onpas zou zijn, als men nu de Reclassering niet gaf, datgene wat haar rechtens toekomt : de volledige geldelijke en zedelijke steun van overheid en politiek.

Kom hier eens om in een jaarverslag van een huidige organisatie voor verslavingszorg of reclassering. Dergelijke analyses tref je daar niet meer in aan. De secretaris van het Winschoter Consultatiebureau voor Drankzuchtigen tevens Reclasseringsbureau scheef dit in zijn jaarverslag over 1921.

Op mijn speurtocht in de archieven van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en bij het Groningse archief trof ik twee jaarverslagen aan over een bureau in Winschoten dat je, net als veel toenmalige bureau’s elders, kunt beschouwen als een voorloper van wat later bekend werd als CAD (Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs). Ik heb nooit geweten dat er zo’n organisatie in Winschoten is geweest. Ook Jaap van der Stel vermeldt het niet in zijn boek over de geschiedenis van de Nederlandse alcoholzorg. In het tweede jaarverslag gaat het over de jaren 1921 en 1922 en in het derde jaarverslag over de jaren 1922 tot 1924. Meer jaarverslagen heb ik niet kunnen vinden. Om de geschiedenis van dit Winschoter bureau goed in kaart te brengen zou ik natuurlijk graag over meer informatie beschikken.

Het Bureau in Winschoten is in 1917 begonnen blijkt uit een in het derde jaarverslag opgenomen statistiek. In 1917 waren er 24 behandelde gevallen en in 1924 tot juni 39. Ze komen van Termunten tot Vlagtwedde en van Hoogezand tot Nieuweschans. Opvallend is dat er geen mensen komen uit Stadskanaal, Musselkanaal en Ter Apel; deze plaatsen behoorden kennelijk niet tot het toenmalige arrondissement Winschoten.

In 1922 werden 102 gevallen in behandeling genomen. Daarvan kwamen 18 uit eigen beweging, 1 werd gezonden door kennissen en 19 door de familie. Het verslag bevat een lange lijst met vertegenwoordigers per gemeente in het arrondissement. Deze verwezen in 1922 13 gevallen. De directeur van het Huis van Bewaring te Winschoten maar liefst 23.

Van de 102 gevallen waren er 71 reclasseringsgevallen en 31 drankzuchtigen. Voor 60 van de 71 reclasseringsgevallen dreigde een vonnis wegens een misdrijf, in meerderheid wegens diefstal of mishandeling.

Met de 102 gevallen werden de volgende resultaten bereikt. Daar werd netjes bij vermeld op dit oogenblik.

Gelukt
30
29%
Voorlopig gelukt
18
18%
Thans nog ingesloten, onbekend of niet verder behandeld
32
31%
Mislukt
22
22%


Voorwaar geen slecht resultaat. Cijfers zeggen wel wat, maar voorbeelden spreken meer.

De enige effectieve maatregel is geheelonthouding. Daarvoor is ondersteuning van andere geheelonthouders nodig en moet men ook zelf gaan bijdragen aan de onthouding van anderen. Weken, maanden, soms jaren hebben ze de drank met afkeer verwenscht, vervloekt, omdat ze overtuigd waren dat het de drank was waarvoor ze al dien tijd moesten doorbrengen in een cel, doch ook bij de beste voornemens is terugslag voorgekomen. Het is onmogelijk voor die ongelukkigen dat zij matig kunnen drinken. Voor hen is noodzakelijk geheelonthouder te zijn en zo veel mogelijk in geheelonthouderskringen te worden opgenomen en in de voorste geleden te worden geplaatst, om een werkzaam aandeel te nemen in de drankstrijd.

Dat besef dat de inzet voor onthouding na de behandeling onverminderd door moet gaan en dat de alcoholist daarbij de steun van lotgenoten hard nodig heeft lijkt in de loop der tijden verloren te zijn gegaan. De moderne hulpverleners brengen hun cliënten maar hoogst zelden in contact met zelfhulpgroepen. En deze zijn er in Nederland dan ook veel minder aanwezig dan in de meeste andere landen.

Het aantal veroordelingen voor openbare dronkenschap neemt gedurende WO I af, zowel in het arrondissement Winschoten als in de rest van Nederland. In 1919 is er weer een toename, maar blijven de aantallen wel lager dan voor de oorlog. In 1920 is er een explosieve toename van bijna 100% ten opzichte van het voorgaande jaar. In al deze jaren zijn de cijfers voor het arrondissement Winschoten hoger dan voor Nederland. Het grootste verschil is er in 1920: in Nederland 4,80 veroordelingen per 1.000 inwoners en in het arrondissement Winschoten 6,12.

Tot slot beslist niet onbelangrijk. Voorkom dat kinderen al vroeg het pad op gaan van alcoholisme. Ook hier hield het Winschoter bureau zich mee bezig. In één van de jaarverslagen trof ik deze opvoedkundige flyer aan.

De avonturen van Sprits, Jezus en vele anderen

Rond het midden van de jaren 70 van de vorige eeuw kwam het heroïnegebruik op in Groningen. Aan het eind van die 70-er jaren was er een groep van zo’n 250 heroïnegebruikers bekend bij het Groningse Straathoekwerk. Deze groep kende elkaar grotendeels onderling en was veel in de binnenstad te vinden. Daar hadden de straathoekwerkers contact met hen. Er  bewoog zich ook een vrijwilliger in diezelfde wereld. Ook hij kende die wereld van binnen uit.

Zo veel jaar later durf ik te stellen dat we toen geen verstand hadden van verslaving, maar des temeer van de leefwereld van heroïneverslaafden. Dat laatste vond zijn weerslag in een geestig realistisch boekwerkje van de eerder genoemde vrijwilliger, Pieter Honhoff met illustraties van zijn vriendin Marijke. Het boekje heeft een even merkwaardige titel als inhoud: ,,&. (berichten van de zelfkant). Het geeft een beeld van hoe het toeging in de heroïnescene tegen de achtergrond van die tijd.

“Sprits zet zijn fiets op de gewone plek in de Razerpassage & gaat te voet door de Poelstraat naar de Spaanse Griep, een gebruind café van waaruit hij graag door het raam de straat in de gaten houdt. Onderweg voelt hij snel z’n gulp, waar hij in een Malboror-pakje z’n pakjes heroïne bewaart. Later op de dag raakt de dieler de tel meestal kwijt, maar zijn zaken gaan altijd nog goed. Hij komt de Griep binnen & ziet meteen enkele bekenden.

& wie er verder deze ochtend zijn. Alkoholoos in de ban van hun absorptie, een paar spijbelende studenten & een beeldhouwer die ook al aangeschoten is. “ (p 12)

“Jezus heeft achter in de Spaanse Griep een rijksdaalder gebietst, van een meisje dat de doorzichtige branie van de charmante kaalkop wel zag zitten, ze betaalde ook nog een kop koffie & bewonderde z’n samoerai-jasje, & toen moest ze weg….Overeind en nauwgezet gaat hij naar de achterdeur van de kroeg, & via een houten trap in het Eeltsteegje raakt hij in het toilet van de Griep.

Uit de boordzoom van zijn kraag haalt hij het pakje heroïne, z’n spuit & z’n lepeltje zitten los in z’n zak. Hij schept wat water uit de pleepot, legt het lepeltje op de rand, schudt het pakje er in leeg, houdt z’n aansteker onder de lepel tot het poeder oplost & het mengsel kookt. Hij legt de lepel terug op de rand, & trekt door een sigarettefilter de spuit vol. Lepeltje terug in de zak, rotzooi in de pleepot & de luchtbelletjes uit de spuit tikken.

Jezus gaat op de WC zitten. Hij voelt zich een beetje duizelig, maar wijt dat aan al de gekonsentreerde bewegingen in die kleine ruimte.” (p 24)

 


   Dat Jezus en zijn vrienden het niet zo nauw nemen met hun gezondheid zorgt er voor  dat ze regelmatig terecht komen in het ziekenhuis. Daar zijn ze geen graag geziene gasten, maar ook zelf zijn ze er beslist niet langer dan nodig is zoals blijkt uit de volgende scene.

“Hoofdpijn, m’ n hoofd klopt & m’n kaken & tanden doen zeer. Er zijn meer pijnen, ik heb ook last van m’n maag. Ik voel me behoorlijk ziek. Wat is dat hier, waar ben ik hier, ik herken wel iets, misschien ben ik wel out gegaan. Waar ben ik hier.

                  “Eh?!”

  Jezus slaat zijn ogen op, zijn blik ontmoet vriendelijk wenkende wijzerplaten die zijn bewustzijn aangeven. Hij gaat overeind zitten, een kort waas trekt voorbij. Een verpleegster staat naast zijn bed & legt haar handen op zijn schouder……

                 “Ik voel me ziek, zuster.”

                 Ze bekijkt haar jonge, kaalgeschoren patiënt met enige belangstelling.

  “O ja?”

                  Jezus merkt haar welwillendheid & zegt met gebroken stem.

  “Ja zuster, ik voel me ellendig. Ik heb overal pijn.”

  “Pijn!?”

  Ze doet verschrikt een paar trippeltjes achteruit. In een moderne gezondheidszorg is pijn  taboe. Ze had het woordje al jaren niet gehoord. Snel praat ze nu, om erger te voorkomen.

“Eh, ik zal de dokter, ik zal dokter Soeleiman halen, ik weet niet goed wat ik, ik heb geen idee, ik eh, wacht u maar even.”

Ze slingert de deur achter zich dicht & lijdzaam kijkt Jezus naar het plafond. Dan gaat hij overeind zitten & trekt alle slangetjes & sensoren uit z’n huid, in een heroïes gebaar, hij zwaait z’n benen uit het bed & verlaat een minuut later met een bundeltje kleren de kamer.”  (p 59)

 
  “De gymnasiast gaat naast Sprits zitten & telt een aardig aantal bankbiljetten uit.

  “Ik heb er negentig. Geef je me vijf pakjes?”

  Sprits denkt aan alle gewassen automobielen, de gemaaide gazons, de krantewijken, het zakgeld, statiegeld & de zaterdagbaantjes. Hij ziet een paar duffe koppen s’ avonds in de rokerige herrie van een tiener-slaapkamer, terwijl hun ouders beneden zitten te bridgen & zegt.

  “Goed, jullie hebben niet veel. Hier.”

  Hij krijgt het geld & geeft de adolescent een paar pakjes heroïne, hij ziet hoe de scholier z’n gehavende & versierde agenda uit z’n tas trekt & onopvallend de vijf pakjes tussen een paar bladzijden legt.” (p 41/42)

De handel in heroïne concentreerde zich meer en meer in de Bunker. Dat bleek over een onbedoelde drempel voor beginnende gebruikers, zoals de scholier hiervoor, te beschikken. Dat had, vonden we toen, een preventief effect. Hoe meer de handel zich concentreerde in de bunker hoe hoger de drempel om als jongere met heroïne te beginnen. De volgende sfeertekening maakt dat duidelijk.

“Een cipiers-luikje schuift opzij & en een bruin oog kijkt door een vernauwde pupil naarbuiten. Grendelgeluiden. Bij de weg stopt een taxi, nog een bezoeker. De deur kreunt tot een grote kier & Jaap & Parcival staan oog in oog met een stoonde maleier.

                “Moi Phon Pen.”

Zegt Jaap, terwijl hij de lilliput-immigrant een rijksdaalder toesteekt, een gebaar dat ook door de nieuwkomer Matthijs wordt geïmiteerd.

  “Moi Jaap, Matthijs.”

  Zegt Phom Pen, die de deur achter hun sluit & weer z’n stoel ervoor schuift, zodat hij bij het kijkgaatje kan. Als portier & uitsmijter kent hij alle geregelde gasten hier, & hun straatvechters-truuks, & omdat hij in het witte poeder betaald wordt is dit baantje bij uitstek geschikt voor hem. Men lacht hem hier niet uit omdat hij zo klein is. “ (p 55)

En even later.

“De herrie is vreselijk. Overal gegil & geroep & de achtergrond-opera daar in volle sterkte overheen. Jaap & Parcival die zich op een klein achtergrondje houden zien zeker zes vetes uitgevochten. Messen stokjes, staven, sabels, wurgkoorden & werpsterren flitsen door de zaal, de biljartkeu breekt in iemands nek, de dokwerker zakt inelkaar, kledingstukken, ledematen & projektielen veroorzaken zonsverduistering in de betonnen bunker, & een bestierende hand laat dan de stoppen doorslaan zodat bij de verhitte zonen van het grote keizerrijk een relatieve kontemplatie van stilte & duisternis ontstaat.”  (p 57)

 In 2001 wordt de bunker in het radioprogramma OVT genoemd door één van de geïnterviewde heroïne verslaafden. Deze vertelt dat het centrum is gekraakt door een groep Surinamers en dat die tafeltjes verhuren aan dealers. (Spoor terug: Van opiumkit tot heroïnebunker deel I, uitgezonden op 3 juni 2001). Ook wordt door een deskundige verteld over de hepatitis-epidemie die in Groningen onder verslaafden heeft geheerst en die er voor zorgde dat velen behandeld moesten worden in het ziekenhuis. Dat was niet blij met de komst van deze groep patiënten.

 Het boekje staat nog vol met vermakelijke en illustratieve fragmenten, maar die kunt u beter tzt zelf lezen. Pieter Honhoff blijkt sinds 8 jaar in Australië te wonen en in een telefoongesprek dat ik onlangs met hem had liet hij me weten de volledige tekst aan me te zullen toesturen. Dat zal ik dan beschikbaar stellen voor geïnteresseerde lezers.

Jaren later heeft het Straathoekwerk samen met de Z-side de bunker, dat al weer jaren leeg stond,  te kraken. Tegenwoordig is de ruimte deels oefenruimte en een fietstunnel!

 

De Spekclub

Bron: archief AVG/Groninger Archief

Al eerder schreef ik over de Droge Kroeg in Groningen. Bij het bestuderen van de vele jaarverslagen die in de Groninger Archieven worden bewaard stoot ik op het fenomeen van de spekclub.

Deze werd in 1923 opgericht en moet je enerzijds plaatsen tegen de achtergrond van De Droge Kroeg, waar tal van activiteiten plaatsvonden die de bezoekers ondersteunden in een alcoholvrij leven.
Anderzijds werd de oprichting van de spekclub ingegeven doordat heel veel bezoekers van De Droge Kroeg aangesloten waren bij één van de spekclubs die de kasteleins in Groningen organiseerden.

Dat werkte als volgt. Wekelijks legden de leden elk een kwartje in, om daarmee tegen kerst een vleespakket mee naar huis te kunnen nemen. Dat kwartje werd wekelijks naar het café gebracht en daarbij werd volgens het jaarverslag van 1923 van De Droge Kroeg natuurlijk ook gedronken en sommigen dronken meer dan dat kwartje. Maandelijks was er een vergadering en één keer per jaar bij de aankoop van de varkens een groot feest. Je raadt het wel, steeds werd er weer flink ingenomen.

Tegen deze achtergrond werd ook in De Droge Kroeg een spekclub opgericht die in het oprichtingsjaar al zoveel geld bijeen had gespaard dat daarvan 6 ½ varken kon worden gekocht. In het jaarverslag van 1928 staat dat de spekclub de laatste jaren tussen de 300 en 400 leden had. In 1928 werden maar liefst 50 varkens gekocht en ontving ieder lid ruim 30 pond vlees, spek en vet. Het succes van de spekclub werd overtroffen door de iets ‘jongere’ brandstoffenclub. Deze laatste had in 1937 1800 leden die gezamenlijk voor bijna 20.000 gulden inkochten; waarvan 981.610 kg zwarte brandstof.
Het aantal leden van de spekclub bedraagt in datzelfde jaar 55, die gezamenlijk 8 ½ varken konden inkopen. De teruggang van de spekclub wordt niet verklaard.

In de jaarverslagen van 1940 tot en met 1945 wordt vermeld dat het verenigingsleven erg te lijden had van de oorlogstoestand. Eind 1945 beleefde de spekclub een herstart en had al snel ruim 800 leden. In 1946 konden helaas nog geen varkens worden aangekocht, die waren er nog niet, en moest het gespaarde geld worden uitgekeerd. Bij velen rees twijfel of er in 1947 meer succes zou zijn en daardoor nam de animo sterk af. Dat trof ook de gehele Droge Kroeg, die alleen nog bezocht werd door een kleine groep trouwe oudere bezoekers. De aansluiting bij jongeren werd steeds minder. 
Het jaarverslag van 1948 begint met de mededeling dat De Droge Kroeg wordt stopgezet. Logisch lijkt dat daarmee ook een einde is gekomen aan de spekclub.

Zoekend op Internet tref je meerdere spekclubs buiten de stad Groningen aan: Bedum en omstreken,  Weiwerd, Harkstede-Scharmer. In de Trouw en Volkskrant van 7 december 2000 staat een interview met de beheerster van de spekclub in Wagenborgen, die vanaf 1933 bestaat. Al 21 jaar gaat ze maandelijks langs de 68 leden, maar steeds vaker zijn die niet thuis of hebben geen geld in huis. Met de invoering van de euro stopt ze ermee. De plaatselijke slager begrijpt dat, maar vindt het wel jammer dat hij daardoor ook de klandizie kwijt raakt.
Spekclubs zijn er nu nog in Ezinge, Warffum, Kommerzijl en in Sebaldeburen. De laatste laat op een facebook pagina weten dat ze in 2002 is gestart vanwege nostalgische gevoelens naar de tijd van de oude spekclub die eind jaren 70, begin jaren 80 verloren is gegaan. Deze spekclub nieuwe stijl heeft als doelstelling: kwaliteitsvlees van de slager voor supermarktprijzen. Bij de drie hier genoemde plaatsen neemt het jaarlijkse feest een belangrijke plaats in.

Zou er in deze tijd van toenemende armoede weer behoefte zijn aan het gezamenlijk sparen voor en goedkoop inkopen van bepaalde producten? Of is dat iets dat niet meer bij onze tijd past?

Cold case: Annelies R.

1994. Ik ben 31 jaar en ik werk al een tijdje als vrijwilliger bij het StraatProstitutieProject (SPP), op dat moment nog gevestigd aan de Aweg in Groningen. De illegale tippelzone is in de buurt; als we, voor de contactlegging met de tippelaarsters, ons rondje lopen met een tasje waarin shag, visitekaartjes en 3 soorten condooms (wit, blauw en rood, rood is voor anaal gebruik en extra sterk), lopen we van de Aweg via de Westerhaven, Preadiniussingel rechterkant, over het Emmaplein, via Preadiniussingel stille kant, weer naar de Westerhaven. Soms met een omweggetje achter het toenmalige Groninger museum, de jongensprostitutie. En meestal verder via de Westerhaven naar de Visserstraat, waar de omhangers staan. Over de Vissersbrug, en dan is het soms via de Noorderhaven en de ramen terug naar de Aweg, of we bekorten het rondje en gaan via de Westerhaven weer terug. Als het stil is.

Aan de Preadiniussingel vinden we de meeste vrouwen, met als goede tweede de Vissersbrug.

1994. Annelies is 31 jaar en werkt op de singels. Of op de brug, maar ik herinner me haar vooral op de Preadiniussingel. Ze is verslaafd en werkt als straatprostituee. Ze komt bijna elke avond dat ze werkt, ook even naar de huiskamer van het SPP op de Aweg. Annelies  is een hartelijke vrouw die altijd blij is met ons. Even make uppen, iets eten, bakje koffie,  condooms mee, bedankt! Tot straks op de baan!

Annelies herinner ik me als een stevige  vrouw met lang donker haar en een mooi gezicht. Heel anders als op de foto die op de politiebureaus kwam te hangen. Jaren lang. Die foto deed haar totaal geen recht. Iedere keer als ik hem zag hangen baalde ik weer.

1994. December. De vriend van Annelies slaat alarm als hij haar te lang niet ziet op de singel. Hij vreest. Hij mag geen melding doen van vermissing, dat mag alleen de familie. De oudere zus van Annelies gaat naar het politiebureau. De familie is dodelijk ongerust.
Ik kan me niet herinneren, dat er intensief naar haar gezocht is door de politie. Niet zoals later, toen men besefte wat er aan de gang was in Groningen, rondom de straatprostitutie.

1995. Januari. Annelies R. wordt gevonden nadat ze al meer dan een maand vermist is. Ze ligt grotendeels ontkleed, voorover in het Eemskanaal bij Appingedam. Annelies R. ligt al een tijd in het water. Heel alleen en met een touw om haar nek. Ze is gewurgd, maar niet met dat touw.
We zijn kwaad en geschokt.  Allemaal. Waarom zij. Ze heeft niks gedaan. Ze hoorde bij ons.

2001. Willem van E. bekent, Annelies R. om het leven te hebben gebracht. 6 jaar later is er eindelijk een dader, nadat er allerlei mensen uit de omgeving van Annelies R. door de jaren heen, verdacht waren geweest. Nadat haar familie zich 6 jaar afgevraagd heeft, wat er toen gebeurd is. In 1994.
Annelies R. was een cold case.
Willem van E. zegt haar eigenlijk per ongeluk vermoord te hebben, het was ineens zo, hij was er niet bij met zijn hoofd.
Willem van E. blijkt een seriemoordenaar te zijn. Uit Harkstede. Hij pikte regelmatig straatprostituees op.

Van haar oudere broer begrijp ik, jaren later, dat Willem een soort suikeroompje was voor Annelies. Ze kenden elkaar al langer en hij hielp haar met geld als ze dat nodig had om dope voor te kopen. Het maakt het vaak moeilijker om iemand om het leven te brengen waar je een band mee hebt.

Maar Willem deed dat toch, leek het bijna onbedoeld zo gedaan te hebben. Hij kreeg uiteindelijk levenslang. De broer en zus van Annelies zaten in de rechtszaal en schrokken van zijn kille houding.


2013.
Ik spreek de broer en zus van Annelies nog steeds regelmatig. Doordat ik haar gekend heb, hebben we een connectie die zij niet meer met veel mensen hebben. Bijna familiair. Dat is van belang. Ondanks dat we het er eigenlijk nooit over hebben.
Maar haar broer weet, dat als hij alarm slaat bij mij, over een vrouw die op de tippelzone loopt, en die hij te lang niet ziet, dat ik dat serieus neem. Dat maakt uit in zijn leven.

Willem zit vast. Levenslang. Onlangs heb ik het boek ‘Anatomie van een seriemoordenaar’  aan de broer van Annelies gegeven. Hij & ik dachten dat hij het nu, misschien, kan lezen. Kan verdragen. Toen het boek uitkwam, in 2006, kon hij het niet en heb ik het voor hem gelezen. Ik vond het een rotboek. Omdat ik teveel mensen erin ken.

Van Annelies staat n kinderfotootje bij haar broer in de kamer.  Nog altijd in zijn leven.

En ik ben er ook nog steeds. Door de jaren heen, op verschillende werkplekken. Niet inwisselbaar.

Want wij delen Annelies. Al negentien jaar. En zolang wij haar verhaal delen, is het ons verhaal. En is zij niet vergeten.

Heroinehoertjes en een SRV wagen

Wat doet een SRV wagen in de vredesnaam op Noorderzucht? Het antwoord ligt niet echt voor de hand, maar dit is het: in 1988 was Stichting de Gelaarsde Kat een mobiele huiskamer begonnen voor de ‘heroinehoertjes’ die rondtippelden in Groningen. Dat deden ze voornamelijk in het A-kwartier en op de Preadiniussingel.

Al op 15 april 1987 kondigde maatschappelijk werkster Iemkje Israels in Huize Maas te Groningen aan, dat zij met een nieuwe stichting, De Gelaarsde Kat (in oprichting), voor de, veelal verslaafde, straatprostituees in Groningen een huiskamerproject wilde opzetten.
Helaas werden de plannen niet bepaald enthousiast ontvangen en was de Gemeente Groningen niet bereid om ruimte ter beschikking te stellen voor een huiskamer of een opvangmogelijkheid.

De Gelaarsde Kat was, in alle jaren van haar bestaan, niet voor één gat te vangen. Dus er werd een mobiele huiskamer bedacht, en aangeschaft, in de vorm van een verbouwde SRV wagen. Een SeRVice voor de straatprostituees. De wagen stond in de avonduren geparkeerd op de plekken waar getippeld werd. De vrouwen konden een kop koffie in de wagen drinken, kregen 3 gratis condooms en konden er meer kopen tegen een lage prijs.  Indien gewenst werd er voorlichting of hulp geboden.
Naar ik meen, heeft de mobiele huiskamer een maand of 2 dienst kunnen doen.

Want een jaar en een dag na het optreden van Iemkje in Huize Maas, in de nacht van 16 april 1988, was dit hoe het afliep met de wagen.



Bron: de Krant van Toen/Nieuwsblad van het Noorden

Op de koop toe werd Iemkje in de dagen na de brand ook nog eens telefonisch bedreigd door mensen die zich aankondigden als bewoners van het A-kwartier.

De dader van de brandstichting is nooit gevonden. En ja, het zouden boze bewoners geweest kunnen zijn, maar net zo goed de boze vriendjes van tippelaarsters, die er ook al niet op zaten te wachten dat hun vriendinnen binnen koffie zaten te drinken in plaats van geld te verdienen.
Nog best heftig, die tachtiger jaren. Maar de aanhouder wint.

Drie jaar later, in 1991, is er toch een huiskamer gekomen voor de straatprostituees, op de Aweg.
De Gelaarsde Kat, met Iemkje als voorvrouw, heeft zich niet laten intimideren en kwam op voor de ‘heroinehoertjes’ zoals de pers helaas tot op de dag van vandaag nog vaak schrijft over verslaafde prostituees.  Met de vrijwilligers van de Gelaarsde Kat en later van het Straatprostitutie Project (SPP) stond Iemkje aan de wieg van de huidige tippelzone op de Bornholmstraat.
Daarvoor verdient ze veel lof. Want van een leien dakje ging het dus bepaald niet in Groningen.